Ga naar de vernieuwde website van Advocaten.nl
Huwelijkse voorwaarden en partnerschap voorwaarden
Inleiding: In deze folder vindt u informatie omtrent huwelijk, samenwonen, wat er gebeurt met het vermogen van beide partners in geval van huwelijk of samenwonen, en enkele aanverwante onderwerpen.
Sinds 1 april 2001 is het huwelijk een samenlevingsverband van twee personen van gelijk of verschillend geslacht. Slechts duurzame ontwrichting van de relatie vormt een grond voor echtscheiding. De vermogensrechtelijke gevolgen van het huwelijk worden geregeld door het huwelijksvermogensrecht.
Door middel van een overeenkomst van huwelijkse voorwaarden - in de praktijk spreekt men doorgaans van huwelijkse voorwaarden- kan worden afgeweken van een aantal wettelijke regels. Dat moet vrijwel altijd bij notariële akte.
De wet biedt sinds 1 januari 1998 de mogelijkheid aan twee personen van hetzelfde of van verschillend geslacht om hun relatie bij de burgerlijke stand te laten registreren. Op dit geregistreerd partnerschap zijn de regels van het huwelijksvermogensrecht in zijn geheel van toepassing.
Dat geldt dus ook voor de regels voor het maken van huwelijkse voorwaarden. Deze worden dan partnerschapsvoorwaarden genoemd.
Hierna zal overwegend gesproken worden over echtgenoten en huwelijkse voorwaarden. Tenzij anders blijkt, geldt hetgeen geschreven wordt dus ook voor partnerschapsvoorwaarden en geregistreerde partners.
Vaak zal in het gesprek met de (kandidaat)notaris de vraag rijzen welke verschillen bestaan tussen huwelijk, geregistreerd partnerschap en gewoon ongehuwd samenleven. De belangrijkste verschillen zijn de volgende:
Zowel huwelijk als geregistreerd partnerschap komen tot stand bij de ambtenaar van de burgerlijke stand. Ook de beëindiging van de relatie is gebonden aan formaliteiten. Aan gewoon ongehuwd samenleven stelt de wet geen eisen. Een samenlevingscontract is verstandig maar niet verplicht.
Zowel gehuwden als geregistreerde partners zijn wettelijk verplicht elkander het nodige te verschaffen. Daarvan kan niet worden afgeweken. De onderhoudsverplichting kan na beëindiging van de relatie een alimentatieplicht doen ontstaan.
Gewoon ongehuwd samenlevenden hebben jegens elkaar geen onderhoudsplicht. Bij een beroep op de Algemene bijstandswet wordt echter wel het inkomen van degene met wie een gemeenschappelijke huishouding wordt gevoerd, in aanmerking genomen.
Aan de huwelijksvoltrekking en de registratie van het partnerschap verbindt de wet de algehele gemeenschap van goederen. In beginsel vloeien beide vermogens tezamen tot een gemeenschappelijk vermogen. Ook hetgeen in de toekomst wordt verkregen, wordt gemeenschappelijk. Dat geldt niet voor schenkingen en hetgeen wordt geërfd, als de schenker of de erflater uitdrukkelijk heeft bepaald dat hetgeen van hem verkregen wordt niet in een gemeenschap valt. Het intreden van de gemeenschap van goederen kan worden voorkomen door voor de huwelijkssluiting of registratie van het partnerschap huwelijkse voorwaarden of partnerschapsvoorwaarden te maken. Indien gewoon ongehuwd wordt samengeleefd, ontstaat geen gemeenschap van goederen. Wel kan bij ongehuwd samenlevenden door bijvoorbeeld een gezamenlijke aankoop een gemeenschappelijke eigendom ontstaan.
Indien een gehuwd persoon woonruimte huurt voor gezamenlijke bewoning, is diens echtgenoot automatisch medehuurder. Bij echtscheiding bepaalt zo nodig de rechter wie de huur zal voortzetten. Voor geregistreerde partners geldt hetzelfde. Een gewoon ongehuwd samenlevende partner kan pas na twee jaar verlangen dat de verhuurder hem of haar als medehuurder erkent. Binnen die twee jaar loopt de partner van de huurder de kans op straat gezet te worden zonder dat hij of zij daartegen iets kan ondernemen.
Deelnemers aan een (aanvullende) pensioenregeling bouwen ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen (weduwen- en weduwnaarspensioen) op. Daartoe wordt bij het pensioenfonds een pot gevormd. Voor het geval van echtscheiding of beëindiging van geregistreerd partnerschap heeft de wetgever geregeld wat met die pot dient te geschieden. Van toepassing is de Wet pensioenverevening bij scheiding. Deze leidt tot een deling van het ouderdomspensioen voor zover dat tijdens het bestaan van het huwelijk of geregistreerd partnerschap is opgebouwd. Het nabestaandenpensioen (weduwen- en weduwnaarspensioen) komt, voor zover opgebouwd tijdens het huwelijk, automatisch toe aan de (gewezen) echtgenoot/partner. Bij huwelijkse voorwaarden of partnerschapsvoorwaarden kan een andere regeling worden getroffen. Elders in deze brochure treft u hierover meer informatie aan.
De meeste pensioenfondsen kennen voor gewoon ongehuwd samenlevenden een zogenaamd partnerpensioen. Dat is te vergelijken met het nabestaandenpensioen. Om daarvoor in aanmerking te komen dient aan enige vereisten te worden voldaan. Die verschillen van fonds tot fonds. Meestal wordt een notarieel samenlevingscontract verlangd.
In geval van huwelijk en geregistreerd partnerschap erft de langstlevende echtgenoot of partner samen met de kinderen. De erfrechtelijke positie van de langstlevende echtgenoot of partner kan bij testament worden versterkt door middel van een zogenaamde ouderlijke boedelverdeling. Daardoor behoudt de langstlevende in feite de hele nalatenschap. Volgens de wet erven gewoon ongehuwd samenlevenden niet van elkaar. Gewoon ongehuwd samenlevenden moeten daarom een testament maken.
Na de invoering van het nieuwe erfrecht (naar verwachting in 2002) zal de erfrechtelijke positie van de langstlevende van rechtswege sterk worden verbeterd. Ook voor ongehuwd samenwonenden ontstaan dan meer mogelijkheden.
Deze belasting wordt geheven over hetgeen uit iemands nalatenschap wordt verkregen. Een langstlevende echtgenoot of langstlevende geregistreerde partner geniet een vrijstelling van Euro 467.848,- (vrijstelling 2002), ongeacht hoe lang het huwelijk of de registratie duurde. Op die vrijstelling wordt echter in mindering gebracht de helft van de waarde van pensioenaanspraken (en dergelijke). De vrijstelling bedraagt echter minimaal Euro 133.670,- (2002). Over het hetgeen meer dan het vrijgestelde bedrag wordt verkregen, wordt 5-27% successierecht betaald, afhankelijk van de waarde van de verkrijging.
Voor gewoon ongehuwd samenwonenden geldt een minder ruimhartige regeling. Indien de gemeenschappelijke huishouding minder dan twee jaar heeft geduurd, bestaat er in principe geen vrijstelling. Na verloop van twee jaar loopt de vrijstelling in drie jaar geleidelijk op naar hetzelfde bedrag als geldt voor gehuwden. Zo lang de termijn van vijf jaar niet is verstreken wordt belasting geheven naar een tarief van 4l-68%. Na vijf jaar valt men in het gehuwden-tarief (5-27%). In een samenlevingscontract kan via een verblijvingsbeding de heffing van successierecht binnen voormelde periode van vijf jaar worden voorkomen. Hetgeen verkregen wordt, moet dan wel gemeenschappelijk eigendom zijn geweest.
Samenwoners die:
hebben direct een vrijstelling van Euro 467.848,- (vrijstelling 2002). Dat is anders als de samenwoners bloedverwanten in rechte lijn zijn (bijvoorbeeld ouders of kinderen) of de samenwoners zich voor de heffing van de inkomstenbelasting hadden kunnen laten kwalificeren als partner, maar dit hebben nagelaten gedurende 5 jaar voorafgaande aan het moment van overlijden van een van de samenwoners.
Van belang is of tussen een ouder en een kind familierechtelijke betrekkingen bestaan. Dat heeft gevolgen voor de geslachtsnaam, het gezag (ouderlijk gezag/voogdij), het omgangsrecht en het erfrecht. Voor meer informatie zie de betreffende KNB-brochures. Wanneer sprake is van een huwelijk tussen een man en een vrouw, bestaan tussen een uit een huwelijk geboren kind en zijn beide ouders automatisch familierechtelijke betrekkingen. Bij een huwelijk tussen twee vrouwen, een geregistreerd partnerschap en gewoon ongehuwd samenleven ontstaan door de geboorte alleen familierechtelijke betrekkingen tussen de moeder (degene die het kind baarde) en het kind. Wanneer een kind tijdens een geregistreerd partnerschap is geboren, hebben de ouder en de partner het gezamenlijk gezag, tenzij er een andere ouder is. Zijn beide geregistreerde partners de ouders van het kind, dan ontstaat gezamenlijk gezag.
Familierechtelijke betrekkingen tot de vader ontstaan eerst doordat deze het kind erkent. Deze erkenning kan reeds tijdens de zwangerschap geschieden. Men kan ervoor terecht bij de ambtenaar van de burgerlijke stand en bij de notaris.
Voor de erkenning is in beginsel de toestemming van de moeder nodig en van het kind als deze ouder is dan 12 jaar. Is het kind ouder dan 16 jaar dan is alleen de toestemming van het kind nodig. De rechtbank kan vervangende toestemming geven indien de moeder van het kind weigert om toestemming te geven.
De (kandidaat-)notaris is de deskundige bij uitstek op het gebied van de huwelijkse voorwaarden. Een notariële akte is wettelijke vereist. De inrichting van de overeenkomst hangt echter vooral af van de wensen van partijen. In overleg met de notaris zullen meestal de volgende vragen aan de orde komen:
Algehele gemeenschap van goederen
Door de voltrekking van het huwelijk (waaronder hierna tevens te begrijpen het geregistreerd partnerschap) ontstaat een algehele gemeenschap van goederen. Eerder in deze brochure werd hier reeds op gewezen. Schenkingen en erfrechtelijke verkrijgingen zullen vaak niet tot de gemeenschap behoren omdat de erflater of schenker bepaalt dat hetgeen wordt verkregen niet in een huwelijksgemeenschap valt.
Alle schulden zijn in beginsel gemeenschappelijk. Dat betekent dat iedere schuldeiser van de echtgenoten zich kan verhalen op de gehele gemeenschap. Na echtscheiding wordt men ook voor de helft aansprakelijk voor de gemeenschapsschulden die de ander heeft gemaakt. Een voordeel van de gemeenschap van goederen is dat de echtgenoot die niet of weinig inkomsten uit arbeid heeft, deelt in de opbouw van het vermogen. Huishoudelijke en opvoedkundige arbeid wordt aldus indirect beloond.
Ingeval van overlijden vormt de helft van de gemeenschap van goederen de nalatenschap. Een echtgenoot erft de andere helft dus niet. Bij echtscheiding wordt het gemeenschappelijk vermogen gedeeld. Redelijkheid en billijkheid spelen dan een grote rol. Deze kunnen er toe leiden dat bijvoorbeeld een huis of een onderneming (aandelen) worden toegedeeld aan één van beiden en dat de ander genoegen moet nemen met geld. Het belang van een onderneming zal veelal gediend zijn met het maken van huwelijkse voorwaarden. Echtscheiding kan anders te veel gevaren opleveren voor de continuïteit van de onderneming. Bij de regeling mag echter het belang van de echtgenoot van de ondernemer niet uit het oog worden verloren. Deze echtgenoot zal tevens bescherming tegen ondernemersrisicos op prijs stellen.
Wie huwelijkse voorwaarden wenst te maken, heeft in beginsel een grote mate van vrijheid (contractvrijheid). Maar de wederzijdse onderhoudsplicht vormt een belangrijke regeling van dwingende aard. Ook kan niet worden afgeweken van regels die gezinsbescherming beogen. Zo is altijd de toestemming van de andere echtgenoot vereist voor onder andere het (ver)kopen of met hypotheek belasten van de gezamenlijk bewoonde woning en voor het doen van schenkingen. Voor de inrichting van de overeenkomst van huwelijkse voorwaarden zijn o.a. van belang:
Een lastig probleem bij het opstellen van een overeenkomst van huwelijkse voorwaarden is dat de overeenkomst wordt aangegaan voor een lange duur. Er moet daarom zoveel mogelijk rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat omstandigheden veranderen.
Koude uitsluiting noemt men de overeenkomst van huwelijkse voorwaarden waarbij tussen partijen geen enkele gemeenschap van goederen bestaat. Het woord koud heeft betrekking op het feit dat partijen op geen enkele wijze hun inkomen en vermogenstoename verrekenen (delen). Deze huwelijkse voorwaarden zorgen ervoor dat tussen de echtgenoten een minimum aan financiële banden bestaat. Het enige dat hen financieel bindt, is de wettelijke verplichting elkander het nodige te verschaffen. Deze huwelijkse voorwaarden houden grote risicos in voor een echtgenoot die, nu of in de toekomst, geen eigen inkomen heeft. Hij of (meestal) zij deelt in geen enkel opzicht in de vermogenstoename die bij de andere echtgenoot optreedt, terwijl hij geen eigen vermogen kan vormen. Niettemin kunnen deze huwelijkse voorwaarden aanvaardbaar zijn, bijvoorbeeld als de economische zelfstandigheid van een partner door het huwelijk niet in gevaar komt of als ouderen trouwen.
De wet biedt de mogelijkheid om bij huwelijkse voorwaarden voor een beperkte gemeenschap van goederen te kiezen. De gemeenschap omvat bijvoorbeeld al hetgeen tijdens het huwelijk wordt verkregen, anders dan door schenking of erfrecht. De gemeenschap heeft onder andere tot gevolg dat de schulden van ieder der echtgenoten kunnen worden verhaald op de gehele gemeenschap. In de praktijk komen zulke huwelijkse voorwaarden nauwelijks voor. Dat is vooral ook te wijten aan het feit dat de meeste echtgenoten er niet in slagen ieders eigen vermogen èn het gemeenschappelijk vermogen uit elkaar te houden.
Het elders geschetste bezwaar tegen de koude uitsluiting (geen deling van inkomsten) wordt in de praktijk ondervangen door aan de uitsluiting van iedere gemeenschap een of meer verrekenbedingen toe te voegen.
Men spreekt van een periodiek verrekenbeding ingeval het beding verplicht tot jaarlijkse verrekening van de gespaarde inkomsten. Vaak wordt de verrekening beperkt tot de inkomsten uit arbeid. Rente, dividend en dergelijke vallen er dan niet onder.
Als de verrekening niet periodiek maar slechts aan het eind van de rit (echtscheiding, overlijden) moet gebeuren, is er sprake van een finaal verrekenbeding.
In geval van overlijden wordt dan meestal afgerekend alsof algehele gemeenschap had bestaan. Bij echtscheiding wordt vaak van de verrekening uitgesloten hetgeen ten huwelijk is aangebracht en hetgeen krachtens schenking of erfrecht is verkregen.
Doorgaans worden zowel een periodiek als een finaal verrekenbeding opgenomen. Daardoor wordt voorkomen dat problemen ontstaan doordat geen periodieke verrekening gedurende de huwelijksjaren plaatsvindt. Het opnemen van een periodiek verrekenbeding is toch zinvol omdat het de mogelijkheid opent tijdens het huwelijk vermogen over te hevelen van de een naar de ander. Dat kan dan niet als een schenking worden aangemerkt.
Het verdient aanbeveling in de huwelijkse voorwaarden vast te leggen wat onder inkomsten wordt verstaan. In het algemeen zal daarbij ook moeten worden gelet op de winst die wordt gemaakt in een BV waarin één van beiden de meerderheid of alle aandelen houdt, danwel tevens directeur is. In die hoedanigheid kan hij de hoogte van het inkomen verregaand beïnvloeden.
Het feit dat iedere huwelijksvermogensrechtelijke gemeenschap bij huwelijkse voorwaarden is uitgesloten, verhindert niet dat bijvoorbeeld een huis op naam van beide echtgenoten wordt gezet'. Tot ieders eigen vermogen behoort dan de helft van dat huis. Schuldeisers van één der echtgenoten kunnen zich dan slechts verhalen op die helft.
Ook inboedelgoederen kunnen om zojuist bedoelde zin gezamenlijk eigendom zijn. Indien de administratie ontbreekt, zal de bewijslevering echter niet steeds eenvoudig zijn. Ingeval een huis geheel of gedeeltelijk op naam wordt gezet van een ander dan degene die de koopprijs betaalt, is waakzaamheid geboden. Bij eventuele scheiding, maar ook bij overlijden, kunnen daardoor grote problemen ontstaan. Om dit te voorkomen moet men zich door de (kandidaat-)notaris goed laten voorlichten.
Indien het huis wordt gefinancierd met behulp van een hypothecaire lening, behoort de verschuldigde rente tot de kosten van de huishouding. Aflossingen komen voor rekening van de eigenaren in verhouding tot ieders deel in de eigendom. Betaalt de een te veel aan aflossing dan ontstaat een vergoedingsrecht jegens de ander.
Vaak behoeft op een hypothecaire lening of een deel daarvan niet periodiek te worden afgelost. In plaats daarvan is dan doorgaans een spaarregeling getroffen. In plaats van aflossingen betaalt men spaarpremies aan een verzekeringsmaatschappij. Gedurende de looptijd van de lening (veelal dertig jaar) wordt dan een bedrag gespaard dat samen met de (gefixeerde) beleggingswinst gelijk is aan het totale geleende bedrag. De premies zijn, evenals aflossingen, fiscaal niet aftrekbaar maar de beleggingswinst is onder omstandigheden vrij van inkomstenbelasting. Bij een spaarhypotheek wordt het risico van voortijdig overlijden gedekt door een overlijdensrisicoverzekering.
Een uitkering op grond van een overlijdensrisicoverzekering wordt met successierecht belast indien voor de verkrijging iets aan het vermogen van de overledene is onttrokken, zoals premies voor de verzekering. Om te voorkomen dat successierecht betaald moet worden, dient er op te worden gelet:
Het voorgaande houdt tevens in dat het bij de spaarhypotheek nodig is de premie te splitsen in een spaarpremie en een risicopremie. De (kandidaat-)notaris kan u ook over dit moeilijke onderwerp nadere informatie verschaffen.
Doorgaans wordt overeengekomen dat partijen de kosten van de huishouding voor hun rekening nemen naar evenredigheid van hun netto-inkomsten (uit arbeid). Veelal verdient het aanbeveling te omschrijven wat als kosten van de huishouding wordt aangemerkt. Rente (betreffende een woninghypotheek) en huur vallen daar zeker onder. Maar ook autokosten, onroerende zaakbelasting en kosten van kinderopvang kunnen daaronder worden begrepen.
Het aanhouden van een zogenaamde 'en/of-rekening is praktisch. Ten laste daarvan kunnen bijv. de kosten van de huishouding worden betaald. Ingeval gekozen is voor een verrekenbeding betreffende de inkomsten (uit arbeid), kan ieders inkomen op die rekening worden gestort.
Het gebruik van een en/of-rekening betekent niet automatisch dat het tegoed aan ieder van de partners voor de helft toekomt. Met en/of' wordt slechts aangeduid dat de partners zowel gezamenlijk als ieder afzonderlijk over het tegoed kunnen beschikken. Het tegoed komt in beginsel toe aan degene die het op de rekening gestort heeft of heeft laten storten.
In de huwelijkse voorwaarden die een periodiek verrekenbeding inhouden, kan worden bepaald dat hetgeen op de gezamenlijke rekening (zoals een en/of-rekening) staat, ook toebehoort aan beiden, ieder voor de helft. De periodieke verrekening vindt op die wijze automatisch plaats.
Voor wie in het huwelijk treedt en kinderen heeft uit een eerdere relatie, zal het maken van huwelijkse voorwaarden vaak zeer wenselijk zijn. Zonder huwelijkse voorwaarden ontstaat immers een gemeenschap van goederen. Dat kan voordelig zijn indien de partner vermogender is. Het is echter nadelig ingeval de nieuwe partner minder vermogen bezit. Daarbij moet u bedenken dat er geen garantie bestaat dat het door huwelijk verkregen vermogen terugkeert naar de familie waar het vandaan kwam. Volgens de wet erven echtgenoten van elkaar een kindsdeel, maar erven kinderen niet van hun stiefouder. Om dat te bereiken moet de stiefouder een testament maken. Een testament kunt u altijd wijzigen (herroepen). Hiermee vervalt het testament dat u al had gemaakt.
Eerder in deze brochure werd reeds gewezen op de Wet pensioenverevening bij scheiding. Deze wet regelt de deling bij helften (de zogenaamde verevening) van het tijdens het huwelijk opgebouwde ouderdomspensioen. Bij huwelijkse voorwaarden kan men van die regeling afwijken, onder andere door ook het voor het huwelijk opgebouwde pensioen in de verevening te betrekken. Ook kan worden afgezien van iedere verevening.
Bij het aangaan van de huwelijkse voorwaarden kan ten aanzien van de al aanwezige goederen onaantastbaar worden vastgelegd wat van wie is. De notaris zal daarom vragen of partijen de aanbreng van ieder van hen gespecificeerd op een lijst willen vermelden. Van alle op de lijst vermelde goederen staan vast wie de eigenaar is en kan daarover geen geschil ontstaan.
Huwelijkse voorwaarden tijdens het huwelijk
Tijdens het huwelijk kunnen huwelijkse voorwaarden worden gewijzigd of alsnog worden aangegaan. Aangezien het een overeenkomst betreft, is de medewerking van beide partijen nodig. Voor wijziging (opheffing) kan reden bestaan met het oog op de toekomstige heffing van successierecht maar ook om (meer) evenwichtige economische verhoudingen tussen de echtgenoten te creëren.
Voor het maken of wijzigen van huwelijkse voorwaarden tijdens het huwelijk is de goedkeuring van de rechtbank vereist, hetgeen kostenverhogend werkt. Indien men, nadat men is geregistreerd als partners, met dezelfde partner wil trouwen en voor dat huwelijk huwelijkse voorwaarden wil maken (danwel de eerder gemaakte partnerschapsvoorwaarden wil wijzigen), is voor de huwelijkse voorwaarden goedkeuring van de rechtbank vereist. Als men de eerder gemaakte partnerschapsvoorwaarden wil handhaven, dan is het niet nodig om ter gelegenheid van het sluiten van het (opvolgend) huwelijk huwelijkse voorwaarden te maken. De partnerschapsvoorwaarden blijven als huwelijkse voorwaarden van kracht.
Op het gebied van de inkomstenbelasting maakt het geen verschil of men al dan niet huwelijkse voorwaarden heeft gemaakt.
Voor de heffing van successierecht daarentegen is de aard van het huwelijksvermogensregime van groot belang. Mede om deze reden wordt na het arbeidzame leven vaak gekozen voor opheffing van de bestaande huwelijkse voorwaarden. Dan ontstaat er een gemeenschap van goederen en komt het door de één opgebouwd vermogen aan beide echtgenoten gelijkelijk toe, waardoor de helft buiten het erfrecht (en dus de heffing van successierecht) blijft.
Over het notarieel honorarium is omzetbelasting (BTW) verschuldigd. De huwelijkse voorwaarden moeten worden ingeschreven bij de griffie van de rechtbank, hetgeen griffierecht kost. Ook tijdens het huwelijk kunnen echtgenoten alsnog huwelijkse voorwaarden maken. Door tijdens het huwelijk huwelijkse voorwaarden te maken, verdelen de echtgenoten het vermogen, waarbij iedere echtgenoot het recht heeft op de helft. De kosten voor het maken van huwelijkse voorwaarden tijdens het huwelijk zijn belangrijk hoger dan voor het huwelijk. Oorzaak hiervan is onder andere dat een advocaat goedkeuring moet aanvragen bij de rechtbank. Ook de verdeling van het gemeenschappelijke vermogen speelt een rol. De (kandidaat-)notaris kan u een kostenopgave verstrekken. Voor meer informatie zie de informatiekaart Notariskosten die op ieder notariskantoor verkrijgbaar is.
Colofon
Mei 2002
Uitgave: Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie, Postbus 16020, 2500 BA Den Haag.
Druk: Den Haag Offset B.V., Rijswijk
Ontwerp: FCB/BK&P, Amstelveen
Met algemene notariële vragen kunt u ook terecht bij de Notaristelefoon: iedere werkdag
van 09.00 tot 14.00 uur, 0900-3469393 (Euro 0,25 per minuut).
Voor algemene notariële informatie kunt u ook terecht op de homepage van het notariaat op
internet: www.notaris.nl.
Hoewel de uiterste zorg is besteed aan de inhoud van deze brochure, aanvaardt de
Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie geen aansprakelijkheid voor onvolledigheid of
onjuistheid, noch voor de gevolgen daarvan.