Ga naar de vernieuwde website van Advocaten.nl
ALGEMENE WET BESTUURSRECHT
Algemene wet bestuursrecht en Herziening rechterlijke organisatie in vogelvlucht.
Inleiding: Deze brochure geeft u in het kort een beeld van de
Algemene wet bestuursrecht en de Wet voltooiing eerste fase herziening rechterlijke
organisatie, waarin het bestuursprocesrecht is opgenomen (hoofdstuk 8 van de Algemene wet
bestuursrecht). Beide wetten zijn op 1 januari 1994 in werking getreden.
Het bestuursrecht regelt de verhoudingen tussen overheid en burger. Alle bestuursorganen
in Nederland krijgen daarom vanaf 1 januari 1994 met dit recht te maken. Ook de burgers
die een beschikking aanvragen, bezwaar indienen of beroep instellen, zullen zich aan de
regels van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moeten houden.
In het eerste deel van de brochure wordt de structuur van de Awb uitgelegd. Aan de orde
komt hoe de wet is opgebouwd, waar u verschillende bepalingen in de wettekst kunt vinden
en welke soorten regels de wet bevat. In het tweede deel wordt beschreven wat de Awb
betekent voor de praktijk. Hierbij wordt het traject van aanvraag tot en met bezwaar
kort weergegeven. In het laatste deel wordt aandacht besteed aan de herziening van de
rechterlijke organisatie en de veranderingen voor beroep en hoger beroep. Bij
beroepsprocedures krijgt u per 1 januari 1994 te maken met een herziene rechterlijke
organisatie.
Al enkele jaren is het ministerie van Justitie bezig de rechterlijke macht anders te
organiseren. Eenvoudiger en overzichtelijker. In de toekomst zullen in eerste instantie
zeer veel zaken, of het nu om strafrecht, civielrecht of bestuursrecht gaat, door de
rechtbank worden behandeld. Dit worden de rechtbanken nieuwe stijl. Deze rechtbanken zijn
verdeeld in verschillende sectoren.
Vanaf 1 januari 1994 kan bijna iedereen die beroep wil instellen tegen een beslissing van
de overheid terecht bij de sector bestuursrecht van de rechtbank. Er is een aantal
terreinen waarvoor men zich niet tot de rechtbank kan wenden. Het gaat dan ondermeer om
belastingzaken (gerechtshof), studiefinancieringszaken (College van Beroep
Studiefinanciering) en een aantal economische en landbouwzaken (College van Beroep voor
het bedrijfsleven). Verder moet men zich voor een hele reeks zaken rechtstreeks wenden tot
de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Er is een aantal wettelijke
regelingen, waarin artikelen staan op grond waarvan beroep openstaat (in eerste en enige
instantie) bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Deze wettelijke
regelingen vindt u in bijlage I van deze brochure.
Deel 1 De structuur van de algemene wet bestuursrecht
Deel 2 De algemene wet bestuursrecht in de praktijk
Deel 3 De herziening van de rechterlijke organisatie en het
bestuursprocesrecht
Bijlagen
DEEL I
Het bestuursrecht regelt de verhoudingen tussen overheid en burger. Als iemand een vergunning aanvraagt of kinderbijslag wil ontvangen, krijgt die persoon met het bestuursrecht te maken. Sinds jaar en dag is er een gebrek aan eenheid in het bestuursrecht. De regels van het bestuurslrecht zijn tot op heden verspreid over tal van bijzonere wetten en verordeningen.In die wetten en verordeningen gelden bijvoorbeeld verschillende bezwaar en beroepstermijnen. De nieuwe Algemene wet bestuursrecht (Awb) uniformeert een groot aantal algemene regels van bestuursrecht.
De onderwerpen die in de Awb aan de orde komen, zijn zo breed en omvangrijk dat de stof in een aantal fasen (tranches) is verdeeld. Het invoeren van zo'n uitvoerige wet in een keer zou te veel tijd vergen. De eerste tranche is op 30 juni 1992 in het Staatsblad (1992, 315) verschenen en de tweede tranche is in december 1993 gepubliceerd (Staatsblad 1993, 650).
De belangrijkste doelstellingen van de wet zijn:
Codificatie
Dit betekent dat de regels, die in de rechtspraak zijn ontwikkeld, bijvoorbeeld de
algemene beginselen van behoorlijk bestuur, in wetten vastgelegd.
Harmonisatie
De regelgeving van het bestuursrecht is in verschillende wetten vastgelegd. De nieuwe wet
geeft een algemene regeling voor diverse onderwerpen die nu zijn verspreid over
verschillende wetten. Een voorbeeld van een algemene regeling is de termijn van zes weken
voor het indienen van een bezwaar of beroepschrift.
Systematisering
Door algemene regels voor het bestuur te geven en de wet systematisch in te richten wordt
het bestuursrecht logischer en samenhangender. Dit is belangrijk voor mensen die
beroepsmatig met de wet te maken hebben, maar ook voor de burgers die met bestuursrecht in
aanraking komen.
Algemene voorzieningen
Er zijn bepalingen die voor het hele bestuursrecht moeten gelden. Zo zal vaak voorafgaand
aan een beroep op een administratieve rechter eerst bezwaar moeten worden ingediend bij
het orgaan dat de beschikking heeft gegeven. Hierna kan men pas in beroep gaan bij de
administratieve rechter. Een andere bepaling die voor alle bestuursorganen geldt, is de
doorzendplicht. Als uw organisatie een aanvraag krijgt die tot een andere instantie had
moeten worden gericht, dan moet u deze aanvraag doorsturen.
De strekking van de huidige regels van bestuursrecht verandert niet ingrijpend, maar het recht wordt door de Awb eenvoudiger en toegankelijker.
Besluit is het kernbegrip van de Awb. De wet geeft regels voor de voorbereiding, de motibering en de bekendmaking van besluitenn, en voor bezwaar en beroep tegen besluiten. Onder het begrip besluit vallen:
Een beschikking is een overheidsbeslissing in een concreet geval, bijvoorbeeld een beslissing op de aanvraag van een vergunning voor het bouwen van een loods.
Een besluit van algemene strekking is daarentegen een beslissing die niet is gericht op
een individu of een concreet geval, maar gevolgen heeft voor een groep gevallen.
Voorbeelden van besluiten van algemene strekking zijn een verordening en een
bestemmingsplan voor de aanleg van een snelweg.
In deze brochure wordt gesproken van een besluit als zowel een beschikking als een besluit
van algemene strekking wordt bedoeld.
DE STRUCTUUR VAN DE ALGEMENE WET BESTUURSRECHT
De Awb kent vier typen regels, namelijk:
Dwingende regels
Van deze regels mag niet worden afgeweken, tenzij de wet zelf een afwijking toestaat. Een
voorbeeld van zo'n regel is de uniforme beroepstermijn van zes weken. In de aanpassingswet
zijn de uit zonderingen opgenomen. Deze kunt u herkennen aan de toevoeging 'in afwijking
van artikel ... van de Algemene wet bestuursrecht'.
Hoofdregels
Ook door een lagere regelgever kan van deze regels worden afgeweken. De hoofdregels zijn
herkenbaar aan de toevoeging 'tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald'. In
artikel 4:1 wordt bijvoorbeeld de hoofdregel gegeven dat een aanvraag tot het geven van
een beschikking schriftelijk moet worden ingediend. Een lagere regelgever kan dan ook
bepalen dat het aanvragen mondeling kan.
Regels van aanvullend recht
Deze regels gelden alleen als de bijzondere wetgever geen regeling heeft getroffen. Een
voorbeeld van aanvullend recht is de beslistermijn bij het geven van een beschikking. Als
niet is geregeld binnen welke termijn een beschikking moet worden genomen, moet de
beslissing binnen een redelijke termijn worden genomen. Het bestuursorgaan moet dan in
ieder geval binnen acht weken iets van zich laten horen.
Facultatieve standaardregelingen
Dit zijn regelingen die alleen gelden als ze bij wettelijk voorschrift of door een
bestuursorgaan in een concreet geval van toepassing zijn verklaard. Voorbeelden van
facultatieve standaardregelingen zijn de uitgebreide openbare voorbereidingsprocedures van
afdeling 3.4 en 3.5.
Het nieuwe bestuursrecht is zo omvangrijk dat het in een aantal tranches tot stand moest komen.
De eerste tranche (hoofdstukken 1 t/m 4, 6 en 7) gaat hoofdzakelijk over de totstandkoming van besluiten en over bezwaar en beroep. In deze tranche zijn ook afdeling 3.4 en 3.5 opgenomen. Deze geven een (uitgebreide) openbare voorbereidingsprocedure.
Afdeling 3.5. is bedoeld voor besluiten waarbij veel derde belanghebbenden betrokken zijn. De procedure is geinspireerd op de Wet milieubeheer en zal in ieder geval gaan gelden voor een aantal milieuvergunningen. Bijvoorbeeld voor de vergunning voor de uitbreiding van een autospuiterij.
De hoofdstukken van de eerste tranche gaan van algemeen naar bijzonder.
Het eerste hoofdstuk geeft verschillende definitiebepalingen.
Termen die in de Awb voorkomen worden in hoofdstuk 1 gedefinieerd. U kunt in dit hoofdstuk
onder meer vinden wat er wordt verstaan onder een bestuursorgaan en wat een belanghebbende
is.
Hoofdstuk 2 is het meest algemene hoofdstuk. Dit hoofdstuk regelt het verkeer tussen burgers en bestuursorganen. Hierin staat onder meer dat een bestuursorgaan verkeerd geadresseerde stukken moet doorzenden naar het bevoegde orgaan en de afzender daarover bericht moet sturen. Algemene bepalingen over besluiten zijn in hoofdstuk 3 opgenomen. Hierin komen onderwerpen aan de orde als de voorbereiding, de advisering, de uitgebreide voorbereidingsprocedure en de bekendmaking van een besluit.Bijzondere bepalingen over besluiten zijn vervolgens in hoofdstuk 4 opgenomen. In dit hoofdstuk zijn onder andere paragrafen over de voorbereiding, de beslistermijn en de motivering van beschikkingen opgenomen.De bepalingen over bezwaar en beroep vindt u in de hoofdstukken 6 en 7.
De tweede tranche regelt het uniform bestuurprocesrecht (hoofdstuk 8 van de Awb). Dit is een onderdeel van de herziening van de rechterlijke organisatie. Het uniform bestuursprocesrecht kwam tot stand via de Wet voltooiing eerste fase herziening rechterlijke organisatie.
In de derde tranche wordt voorgesteld de Awb aan te vullen met bepalingen over.
Het wetsvoorstel voor de derde tranche wordt in 1994 bij de Tweede Kamer ingediend.
Voor de vierde tranche is een wetsvoorstel in voorbereiding.
DEEL 2
HET PROCES VAN AANVRAAG, BESCHIKKING EN BEZWAAR.
Om u een indruk te geven van de regels van de Awb in de praktijk, wordt het traject van aanvraag tot beroep beschreven. De hieronder genoemde bepalingen geven slechts een overzicht van de grote lijnen van de wet (niet alle bepalingen van de wet zijn in het overzicht opgenomen). Bij de bepalingen wordt vermeld waar u ze in de wettekst kunt vinden, zodat u kunt opzoeken hoe het precies in de wet staat.
1. Iemand vraagt een besluit aan (afdeling 4.1.1)
Formulier
U kunt een formulier ontwikkeling voor aanvragen als daarin niet is voorzien bij wettelijk
voorschrift (afdeling 4.1.1, art. 4:4).
Heeft uw organisatie een aanvraag voor een besluit binnen gekregen dan moet worden bekeken of de aanvraag in behandeling wordt genomen.
Niet in behandeling nemen (afdeling 4.1.1, art. 4:5)
U hoeft een aanvraag niet in behandeling te nemen als:
Bekendmaken besluit om aanvraag niet in behandeling te nemen (afdeling 4.1.1, art. 4:5)
Een besluit om een aanvraag niet in behandeling te nemen, moet u binnen vier weken nadat
de aanvraag is aangevuld of de termijn hiervoor is verstreken, bekendmaken.
Wel in behandeling nemen
In andere gevallen dan hierboven beschreven moet u de aanvraag in behandeling nemen.
Als uw organisatie de aanvrag in behandeling neemt, dan is de volgende stap het voorbereiden van de beschikking.
2. De voorbereiding van een beschikking (afdeling 4.1.2)
Bij de voorbereiding van een beschikking moet u in bepaalde gevallen de aanvrager en eventuele belanghebbenden de mogelijkheid geven om hun mening te geven. In welke gevallen moet uw organisatie horen?
Horen verplicht (afdeling 4.1.2, art. 4:7, 4:8)
Horen niet verplicht (afdeling 4.1.2, art. 4:11, 4:12)
De voorbereiding van een beschikking kan verder op verschillende manieren gebeuren. U kunt bijvoorbeeld kiezen (bij wettelijk voorschrift kan dit verplicht zijn) voor de (uitgebreide) openbare voorbereidingsprocedure. Deze procedure geeft regels voor een zorgvuldige besluitvorming.
Keuze voor voorbereiding van beschikking door (uitgebreide) openbare
voorbereidingsprocedure (afdeling 3.4 en 3.5).
De (uitgebreide) openbare voorbereidingsprocedure is verplicht als dit bij wettelijk
voorschrift of bij besluit van het bestuursorgaan is bepaald (afdeling 3.5, art.3:14). Het
volgen van de procedure wordt aanbevolen in geval van:
Ook is het mogelijk dat een externe adviseur of adviescommissie u adviseert bij de voorbereiding van een beschikking. Hiervoor geeft de Awb regels.
Een externe adviseur (afdeling 3.3)
Als u bij de voorbereiding wordt bijgestaan door een externe adviseur of een
adviescommissie dan:
3. De beschikking wordt gegeven
Voor het geven van een beschikking gelden regels.
De beslistermijn (afdeling 4.1.3, art. 4:13)
U moet een beschikking binnen de bij wettelijk voorschrift bepaalde termijn geven. Is er
geen wettelijke termijn, dan geldt een redelijke termijn van in beginsel acht weken. De
termijn kan echter ook korter zijn.
Bericht uitstel (afdeling 4.1.3, art. 4:14)
Lukt het u niet een beschikking binnen acht weken te geven dan moet u een bericht sturen,
waarin staat binnen welke (redelijke) termijn de beschikking kan worden verwacht.
Opschorting beslistermijn (afdeling 4.1.3, art. 4:15)
De beslistermijn kan worden opgeschort tot de dag dat een aanvraag is aangevuld of de
termijn voor aanvulling is verstreken.Worden de gegevens niet binnen de afgsproken termijn
aangevuld, dan kunt u besluiten de aanvraag niet te behandelen.
Bekendmaking (afdeling 3.6, art. 3:40 t/m 3:44)
De beschikking treedt pas in werking als zij is bekendgemaakt aan de belanghebbende(n).
Als er mogelijk onbekende belanghebbenden zijn, moet u de beschikking bekend maken door
haar te plaatsen in bijvoorbeeld een dag of huis aan huisblad.
Ook aan diegenen die tijdens de voorbereiding van de beschikking hun mening hebben
gegeven, moet u de beschikking bekendmaken.
Hebt u bij de voorbereiding van de beschikking de procedures van afdeling 3.5 gevolgd dan
moet u de beschikking bekendmaken op een manier zoals in art. 3:44 is beschreven.
Motivering (afd. 4.1.4 art. 4:16 t/m art. 4:20)
U bent verplicht de genomen beslissing te motiveren, behalve als kan worden aangenomen dat
er geen behoefte bestaat aan een motivering, bijvoorbeeld bij een positieve beschikking.
Bezwaarmogelijkheid (afdeling 3.6, art. 3:45)
U moet onderaan de beschikking vermelden dat er bezwaar kan worden gemaakt tegen de
beschikking. Hierbij moet u vermelden waar dat moet gebeuren en binnen welke termijn.
U kunt een standaardregel in de beschikking opnemen. Bijvoorbeeld: 'U kunt binnen zes
weken tegen deze beschikking bezwaar maken bij...'
4. De aanvrager of een belanghebbende maakt bezwaar
De Awb geeft regels voor het indienen van een bezwaarschrift. Belangrijk is dat in de meeste gevallen eerst een bezwaarschrift moet worden ingediend bij het bestuursorgaan dat de beschikking heeft gegeven (afdeling 6:2, art.6:4), voordat het mogelijk is beroep in te stellen.
Het is niet nodig een bezwaarschrift in te dienen als:
Bezwaarschrift indienen
Iemand kan een bezwaarschrift indienen tegen de beschikking als:
Termijn indienen bezwaarschrift (afd. 6.2, art. 6:7 en art. 6:8)
De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift is zes weken na de dag waarop het
besluit is bekendgemaakt. Als het bezwaarschrift is gericht tegen het niet op tijd nemen
van een besluit dan is het indienen van een bezwaarschrift niet aan een termijn gebonden
(art 6:12).
Een ontvangstbevestiging (afdeling 6.2, art. 6:14)
Als u het bezwaarschrift hebt ontvangen, moet u een ontvangstbevestiging sturen.
Doorsturen (afdeling 6.2, art. 6:15)
Als bij u een bezwaarschrift binnenkomt en uw bestuursorgaan is niet bevoegd om te
beslissen, moet u het doorsturen naar het bevoegde orgaan. U moet de indiener van het
bezwaar hierover berichten.
5. Uw organisatie neemt een beslissing op bezwaar
Ook voor het nemen van een beslissing op bezwaar geeft de Awb regels.
Horen verplicht (afdeling 7.2, art. 7:2)
Voordat een beslissing wordt genomen, moet u belanghebbenden (ook de bezwaarde) de
gelegenheid geven hun mening te vertellen. Hiervan moet u belanghebbende(n) op de hoogte
stellen.
Horen niet verplicht (afdeling 7.2, art. 7:3)
U hoeft belanghebbende(n) niet te horen als: .
Als uw organisatie de belanghebbende(n) hoo moet u rekening houden met de volgende regels die de Awb geeft over het horen.
Stukken indienen (afdeling 7.2, art. 7:4)
Tot tien dagen voor het horen, kunnen stukken door de belanghebbende(n) worden ingediend.
Inzage stukken (afdeling 7.2, art. 7:4)
Het bezwaarschrift en andere belangrijke stukken moeten tenminste gedurende een week
kunnen worden ingekeken. Dit hoeft niet te gebeuren als de belanghebbende(n) het niet
nodig vindt (vinden) of geheimhouding om gewichtige redenen van belang is.
Uitvoering horen
Het horen kan gebeuren door:
In aanwezigheid (afdeling 7.2, art. 7:6)
U moet belanghebbenden in aanwezigheid van elkaar horen. Onder bepaalde omstandigheden is
het ook mogelijk om iemand afzonderlijk te horen. De andere belanghebbende(n) moet(en) dan
wel op de hoogte worden gebracht van hetgeen tijdens de hoorzitting is gezegd.
Een verslag (afdeling 7.2, art. 7:7)
U moetvan het horen een verslag maken.
Getuigen en deskundigen (afdeling 7.2, art. 7:8)
Tijdens de hoorzitting kunnen, op verzoek van de belanghebbende, getuigen en/of
deskundigen worden gehoord. Eventuele kosten voor getuigen enlof deskundigen zijn voor
rekening van de belanghebbende.
Intrekken van bezwaar (afdeling 6.2, art. 6:21)
Een bezwaar kan schriftelijk of mondeling tijdens de hoorzitting worden ingetrokken.
Heroverweging
Na het horen van de belanghebbende(n) moet uw organisatie de beschikking, waartegen het
bezwaar is ingediend, heroverwegen.
6. Uw organisatie maakt de beslissing op het bezwaar bekend
De beslistermijn (afdeling 7.2, art. 7:10)
U moet binnen zes weken een beslissing op het bezwaargeven. Als er een adviescommissie
(art. 7:13) is ingesteld, moet u binnen tien weken een beslissing geven. Die termijnen
kunnen met ten hoogste vier weken weken worden verlengd. Van een verlenging moet u
schriftelijk bericht geven aan de belanghebbende(n).
Als een bezwaarschrift niet compleet is, wordt de beslistermijn opgeschort tot de dag dat
het bezwaarschrift is aangevuld of de door u hiervoor gegeven termijn is verstreken.
De motivering (afdeling 7.2, art. 7:12)
U moet bij de beslisslng op het bezwaar de motivering vermelden.
Beroepsmogelijkheid aangeven (afdeling 6.2, art. 6:23)
Als iemand beroep in kan stellen tegen de beslisslng die uw organisatie heeft genomen op
bezwaar dan moet u bekend maken:
U kunt een standaardzin opnemen in de beslissing op het bezwaarschri voorbeeld: 'Alle belanghebbenden bij deze beschikkin kunnen beroep instellen tegen deze beschikking. U moet zich hiervoor wenden tot de sector bestuursrecht van de rechtbank (vul de naam en het adres in van de rechtbank die bevoegd is). Uw beroepschrift moet u binnen zes weken bij deze rechtbank indienen. Het verdient aanbeveling om een kopie van het bestreden besluit mee te zenden. Als u beroep instelt moet u griffierecht betalen.'
VERANDERINGEN VOOR DE PRAKTIJK
Uit de beschrijving van het traject 'aanvraag, beschikking en bezwaar', zal u duidelijk zijn geworden dat de Awb gevolgen heeft voor de bestuu rspraktij k. De bestaande wet en regelgeving moet worden aangepast aan de nieuwe wet, maar ook de bestuurspraktijk zal veranderingen moeten ondergaan om te voldoen aan de eisen van de Awb.
Om voorafgaand aan de inwerkingtreding al een inventarisatie te maken van de knelpunten van de Awb voor de bestuurspraktijk hebben de ministeries van Justitie en Binnenlandse Zaken een project `Invoeringsondersteuning Algemene wet bestuursrecht' opgezet. Zes verschillende bestuursorganen hebben gefungeerd als `proeftuin' door een aantal maanden volgens de Awb te werken. Deze 'proeftuinen' hebben een aantal bepalingen van de wet in de praktijk getest. De bepalingen worden hier kort toegelicht. Hierbij zullen enkele veel gestelde vragen (aan het informatiepunt Awb) worden beantwoord.
Deze afdeling heeft betrekking op externe advisering over te nemen besluiten. Voor de praktijk van uw organisatie zijn de volgende punten uit de afdeling het meest van belang:
Vraag:
Als ik advies vraag aan de GGD (of aan de inspecteur voor de milieuhygiene, of aan de
provinciale planologische commissie), heb ik dan te maken met de bepalingen van afdeling
3.3?
Antwoord:
Niet alle vormen van advisering vallen onder de Awb. Het is bijvoorbeeld niet zinvol om
het advies van een ambtenaar aan een wethouder of algemene beleidsadvisering onder de
regels van de Awb te brengen (art.4:20).Advisering valt onder de bepalingen van afdeling
3.3 als de volgende elementen aanwezig zijn:
2. De (uitgebreide) openbare voorbereidingsprocedure (afdeling 3.4 en 3.5)
Uw organisatie kan kiezen (het is een facultatieve standaardregeling) voor het volgen van de (uitgebreide) openbare voorbereidingsprocedure. In een aantal gevallen bent u dat verplicht. Bijvoorbeeld bij een bestemmingsplan. De procedure is nuttig voor een goede besluitvorming. Als deze procedure wordt gevolgd, moet u onder andere bekend maken dat er een aanvraag is ingediend. Belanghebbenden kunnen vervolgens deze aanvraag inzien en er op reageren. U kunt dan bij het nemen van een besluit rekening houden met de verschillende belangen. Zo kunnen eventuele bezwaren worden voorkomen.
Vraag:
In de nieuwe Gemeentewet is de verplichting opgenomen om een inspraakverordening te
hebben. Is dit in strijd met de inspraakprocedure in afdeling 3.4 van de Awb?
Antwoord:
Nee, dit is niet in strijd met elkaar. De VNG heeft een modelverordening voor het regelen
van inspraak ontworpen. De Gemeentewet bepaalt alleen dat er een inspraakverordening moet
zijn, maar geeft geen regels voor de inhoud. De Awb geeft regels die de inhoud van zo'n
verordening kunnen vormen.
Zoals blijkt uit de procesbeschrijving moet uw organisatie bij de voorbereiding van een beschikking de belanghebbende in bepaalde gevallen de mogelijkheid geven om zijn verhaal te vertellen en toe te lichten. Met name als het gaat om een nadelige beslissing die wordt genomen op basis van gegevens die de belanghebbende niet zelf heeft verstrekt. Voor de wijze van gegevens die de belanghebbende niet van horen zijn geen strakke regels gegeven. U kunt mondeling of schriftelijk horen.
Voor de praktijk is vooral van belang dat u eventuele derde belanghebbenden op de hoogte brengt van een te nemen besluit. Dit kan bijvoorbeeld door een advertentie te plaatsen in een plaatselijk nieuwsblad. Goed horen vergt tij maar het draagt bij tot een goede besluitvorming en kan bezwaarschriften voorkomen.
Vraag:
Moet er bij een beslissing tot bestuursdwang worden gehoord?
Antwoord:
Ja, een beslissing om bestuursdwang toe te passen is een beschikking waartegen de
overtreder meestal bedenkingen heeft. De belanghebbende moet daarom worden gehoord op
grond van art. 4:8 van de Awb.
Er zijn uitzonderingen op deze hoorplicht (art. 4:11). U hoeft niet te horen als:
4. De beslistermijn (afdeling 4.1.3)
Deze afdeling is bedoeld als aanvullend recht. Alleen als een regeling niet voorziet in een beslistermijn, zijn de regels van de Awb van toepassing. U moet dan een beschikking binnen 'een redelijke termijn' (in beginsel acht weken) geven. Lukt dit niet, dan moet uw organisatie binnen acht weken een bericht sturen waarin staat wanneer de beschikking zal worden gegeven.
In de praktijk betekent het voorgaande dat u de beslistermijnen moet bewaken. Als een termijn wordt overschreden, kan de belanghebbende namelijk een bezwaar indienen wegens niet tijdig beslissen. Om de beslistermijn te bewaken zult u een voortgangsbewakingssysteem moeten inbouwen.
Vraag:
Moet een bestuursorgaan altijd binnen acht weken een beslissing nemen of iets van zich
laten horen?
Antwoord:
De afdeling van de Awb waarin de beslisissing wordt geregeld, is aanvullend. Dit betekent
dat de beslistermijn beslistermijn van de Awb niet van toepassing is als er al een termijn
is geregeld (bijvoorbeeld in een gemeentelijke verordening of in een Algemene maatregel
van bestuur). In veel gevallen zal de burger van de beslistermijn op de hoogte zijn.
Bij de ontvangstbevestiging kan ook de termijn worden vermeld, zodat de burger op de
hoogte wordt gebracht. In dit geval is het niet meer nodig de aanvrager binnen acht weken
bericht te sturen.
De regeling van afdeling 4.1.3. is bedoeld voor die gevallen waarin niet is voorzien in
een wettelijke beslistermijn. U moet dan binnen een redelijke termijn een beslissing
nemen. Hoe lang die termijn is, hangt af van het soort beslissing. U moet de burger dan in
ieder geval binnen acht weken iets laten horen (het besluit of een bericht waarin wordt
verteld binnen welke termijn de beslissing wordt genomen).
5. De motivering (afdeling 4.1.4)
Uw organisatie is verplicht een genomen beschikking te motiveren. Deze motivering moet u ook bekendmaken. Slechts in enkele gevallen kan uw organisatie afzien van een motivering (bijvoorbeeld als het gaat om een positieve beschikking waarbij geen andere belanghebbenden zijn betrokken). ln de praktijk kan het handig zijn om voor bepaalde beschikkingen standaard motiveringen te ontwi kkelen.
Vraag:
Verandert er veel op het gebied van de motivering?
Antwoord:
De motiveringsplicht zal niet veel veranderingen voor de praktijk tot gevolg hebben. Deze
afdeling is een codificatie van regels die de verschillende rechterlijke colleges de
afgelopen jaren hebben ontwikkeld. Het is niet te verwachten dat de rechter de regels nu
strenger gaat toepassen en interpreteren. Er is een duidelijk verschil. Als u geen
motivering in de beschikking geeft, zal de rechter concluderen dat u in strijd hebt
gehandeld met een algemeen verbindend voorschrift. En niet meer dat u in strijd met een
`in het algemeen rechtsbewustzijn levend beginsel van behoorlijk bestuur' hebt gehandeld.
6. Bezwaar en beroep (hoofdstukken 6 en 7)
Bezwaar
De belangrijkste bepalingen voor de praktijk afdeling zijn:
De verplichte bezwaarschriftprocedure houdt in dat een bezwaarschrift bij uw organisatie moet worden ingediend als het gaat om een bezwaar tegen een beschikking die uw organisatie heeft gegeven. Uw organisatie is verplicht de belanghebbende(n) te horen bij de behandeling van een bezwaar. Regels voor het horen vindt u in de hoofdstukken 6 en 7 van de Awb.
Vraag:
Als een gemeente een commissie heeft, die adviseert over bezwaarschriften aan B & W,
over bezwaarschriften aan de gemeenteraad en over beroepschriften aan de gemeenteraad en
deze commissie bestaat uit gemeenteraadsleden, hoe verhoudt deze commissie zich dan tot de
Awb?
Antwoord:
Als deze commissie hoort en adviseert over bezwaarschriften tegen beslissingen van B &
W, dan is dit een commissie in de zin van artikel 7:13. De commissie bestaat in dit geval
uit leden die geen deel uitmaken van en niet werkzaam zijn onder het bestuursorgaan
waarvan de oorspronkelijke beslissing afkomstig is (B & W).
Adviseert en hoort deze commissie bij de behandeling van bezwaarschriften tegen een
beslissing van de gemeenteraad, dan is artikel 7:5 (horen door het bestuursorgaan) van
toepassing. De gemeenteraad is het bestuursorgaan dat ook de oorspronkelijke beslissing
heeft genomen.
Adviseert deze commissie echter bij beroepschriften, dan valt de behandeling onder
afdeling 7.3, artikel 7:l9. In dit geval moet een commissie zijn ingesteld op grond van
een wettelijk voorschrift en tenminste een extern lid bevatten. Is dit niet het geval, dan
is er geen sprake van een commissie in de zin van de wet, maar wordt gehoord door het
beroepsorgaan (art. 7:l9, eerste lid).
Vraag:
Is het voor degene die een bezwaarschrift indient mogelijk om kostenvergoeding te vragen
van rechtsbijstand die in de bezwaarschriftfase is ingeroepen?
Antwoord:
In de Awb wordt in hoofdstuk 8 (tweede tranche) een regeling gegeven voor het verhalen van
proceskosten (artikel 8:75). Deze proceskostenveroordeling betreft alleen de kosten die
zijn gemaakt in verband met behandeling van het beroep bij de rechtbank of van hoger
beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State of de Centrale Raad van
Beroep. Dit betekent dat de kosten die in een eerdere fase (met name de bezwaarfase) zijn
gemaakt in principe voor de rekening komen van de indiener van het bezwaarschrift. Een
burger kan proberen om die kosten terug te krijgen via een schadevergoedingsactie (art.
8:73 Awb) of een onrechtmatige daadsactie (art. 162 Boek 6, Burgerlijk Wetboek).
Beroep
Vanaf 1 januari 1994 moet beroep tegen een beslissing in de meeste gevallen worden
ingesteld bij de sector bestuursrecht van de rechtbank. Hiervoor geldt een termijn van zes
weken. Als het gaat om een beslissing van de centrale overheid is de rechtbank bevoegd van
het arrondissement waar de indiener van het beroepschrift woont. Als mensen uit
verschillende plaatsen een beroepschrift indienen, is de vestigingsplaats van het
bestuursorgaan bepalend. Bij lagere overheden is de plaats waar het bestuursorgaan is
gevestigd, bepalend voor de bevoegdheid van de rechtbank.
Voor uw organisatie is vooral van belang dat u onderaan de beslissing op het
bezwaarschrift vermeldt:
U kunt een standaardzin opnemen in de beslissing op het bezwaarschrift, bijvoorbeeld: 'Alle belanghebbenden bij deze beschikking kunnen beroep instellen tegen deze beschikking. U moet zich hiervoor wenden tot de sector bestuursrecht van de rechtbank (vul de naam en het adres in van de rechtbank die bevoegd is). Uw beroepschrift moet u binnen zes weken bij deze rechtbank indienen. Het verdient aanbeveling om een kopie van het bestreden besluit mee te zenden. Als u beroep instelt moet u griffierecht betalen.'
Ook kunt u verwijzen naar de informatieve publieksbrochures 'Bezwaar en beroep tegen een beslissing van de overheid', 'Bezwaar en beroep bij uitkeringen' en 'Bezwaar en beroep bij belastingen'.
Tegelijk met de inwerkingtreding van de Awb zijn de wet Arob en de Tijdelijke wet Kroongeschillen ingetrokken. De aanvragen en bezwaarschriften die voor 1 januari 1994 (de datum van de inwerkingtreding van de Awb) zijn ingedien zullen volgens het oude recht worden afgehandeld.
Beroepschriften die voor 1 januari 1994 zijn ingedien zullen volgens de regels van de Awb worden afgehandeld. Echter, in deze gevallen kan nog het oude griffierecht worden betaald.
Het overgangsrecht is opgenomen in de Wet voltooiing eerste fase herziening rechterlijke organisatie (Staatsblad 1993, 650, Hoofdstuk 6).
DEEL 3
In de tweede tranche van de Awb is het nieuwe bestuursprocesrecht vastgelegd, zoals dat
na de voltooiing van de eerste fase van de herziening van de rechterlijke organisatie
wordt toegepast. Deze tranche hangt voor een groot deel samen met de bepalingen over
bezwaar en beroep van de eerste tranche.
De belangrijkste verandering is dat er per 1 januari 1994 voor de meeste zaken op het
gebied van het bestuursrecht rechtspraak in twee instanties mogelijk is. Om ook op dit
terrein rechtspraak in twee instanties mogelijk te maken, moest er een herziening van de
rechterlijke organisatie plaatsvinden.
Een onderdeel van de eerste fase van de herziening van de rechterlijke organisatie was dan
ook hierop gericht. Op 1 januari 1994 is hiertoe de Afdeling State is opgeheven. Ook is de
Afdeling voor de rechtspraak van de Raad van geschillen van bestuur opgeheven. Daarvoor in
de plaats is er bij elke rechtbank een sector bestuursrecht gekomen. Daar zullen de meeste
beroepen wor den behandeld. Tegelijkertijd is de Afdeling bestuursrechtspraak bij de Raad
State ingesteld. Deze Afdeling zal, naast een aantal beroepen die zij in eerste en enige
instantie behandelen, de zaken in hoger beroep behandelen.
Zoals gezegd, zullen de meeste beroepen nu moeten worden ingesteld bij de sector bestuursrecht van de rechtban k. Voor een aantal zaken moet men echter naar een andere beroepsinstantie:
Tegen een aantal besluiten van een bestuursorgaan staat geen beroep open.
Het gaat dan om:
DE VERPLICHTE BEZWAARSCHRIFTPROCEDURE
Zoals in deel twee al uittvoerig is besproken is de bezwaarschriftprocedure in verreweg
de meeste gevallen verplicht. Dit betekent dat iemand die het niet eens is met een
beslissing van uw bestuursorgaan, eerst bij u een bezwaarschrift moet indienen voordat hij
in beroep gaat.
U moet vervolgens de bezwaarde, en zo nodig ook derde belanghebbenden, horen. Hierna neemt
u weer een beslissing. Het kan zijn dat u de oorspronkelijke beslissing herziet, maar de
beslissing kan na heroverweging ook dezelfde blijven. Voor de bezwaarschriftprocedure mag
u de burger geen kosten in rekening brengen.
Is een bezwaarde of een derde belanghebbende die betrokken was bij de
bezwaarschriftprocedure het niet eens met uw uiteindelijke beslissing dan kan hij beroep
instellen. Ook mensen die het wel eens waren met de eerste beslissing kunnen in beroep
gaan als de uiteindelijke beslissing anders is.
ln de meeste gevallen moet beroep worden ingesteld bij de sector bestuursrecht van de
rechtbank. Bij beslissingen van lagere overheden is de plaats, waar het bestuursorgaan is
gevestigd, bepalend voor de vraag welke rechtbank bevoegd is. Bij de centrale overheid is
de woonplaats van degene die het beroepschrift indien bepalend voor de bevoegdheid van de
rechtban k. Als mensen uit verschillende plaatsen een beroepschrift indienen tegen een
beslissing van de centrale overheid, is de vestigingsplaats van het bestuursorgaan
bepalend.
De termijn voor het instellen van beroep is zes weken. Voor de beroepsprocedure moet degene die beroep instelt griffierecht betalen. Voor natuurlijke personen is dit meestal f 200, (het griffierecht bedraagt f 50, voor dienstplichten en sociale zekerheidszaken). Een rechtspersoon betaalt f 400, . Uw organisatie moet dit griffierecht terugbetalen als de persoon die in beroep is gegaan, door de rechter in het gelijk wordt gesteld. Verder kan de rechtbank, als zij vindt dat daarvoor gronden zijn, u op verzoek van degene die in beroep is gegaan, veroordelen tot schadevergoeding. In principe gaat het hier om de kosten die tijdens de beroepsprocedure zijn gemaakt door degene die beroep heeft ingesteld. Bijvoorbeeld de kosten van een advocaat.
Tegen een uitspraak van de beroepsinstantie kunnen partijen meestal nog in hoger beroep
gaan (zie het navolgende schema).
Iedereen die heeft deelgenomen aan de voorgaande procedures kan in hoger beroep gaan. De
mensen die aan eerdere procedures redelijkerwijs niet konden deelnemen, kunnen alsnog in
hoger beroep. Ook de mensen die worden benadeeld als de beroepsinstantie alsnog het
primaire besluit (waarmee men het eens was) vernietigt, kunnen in hoger beroep gaan.
Degene die in hoger beroep gaat, moet griffierecht betalen. Voor natuurlijke personen is
dit
f 300, . Een rechtspersoon moet voor hoger beroep f 600,- betalen. Wordt de bezwaarde door
de rechter in het gelijk gesteld, dan moet het bestuursorgaan dat oorspronkelij de
beslissing heeft genomen het griffierecht terugbetalen.
Hoger beroep is niet mogelijk als het gaat om:
HET TRAJECT VAN BEROEP EN HOGER BEROEP SAMENGEVAT
Zoals u duidelijk zal zijn geworden, is het traject van beroep en hoger beroep niet in
alle gevallen hetzelfde.
Voor de duidelijkheid wordt het nog een keer op een rij gezet.
Meest voorkomende zaken
beroep: sector bestuursrecht van een van de negentien rechtbanken
hoger beroep: afdeling bestuursrechtspraak Raad van State (Den Haag)
Andere zaken zoals milieu- en ruimtelijke ordeningszaken
beroep in eerste en enige instantie: Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State (Den
Haag)
Amtbenarenzaken
beroep: sector bestuursrecht van een van de negentien rechtbanken
hoger beroep: Centrale Raad van Beroep (Utrecht)
Sociale Verzekeringszaken
beroep: sector bestuursrecht van een van de negentien rechtbanken
hoger beroep: Centrale Raad van Beroep (Utrecht)
Vreemdelingenzaken
beroep in eerste en enige instantie: sector bestuursrecht, bureau vreemdelingenzaken van
de rechtbank Den Haag (tot 1 maart 1994: Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State).
Studiefinancieringszaken
beroep in eerste en enige instantie: College van Beroep Studiefinanciering (Groningen)
Een aantal economische en landbouwzaken
beroep in eerste en enige instantie: College van Beroep voor het bedrijfsleven (Den Haag)
Belastingzaken
beroep: gerechtshof (Amsterdam, Arnhem, Den Haag, Den Bosch, Leeuwarden)
cassatie: Hoge Raad (Den Haag)
Douane en accijnszaken
beroep in eerste en enige instantie: Tariefcommissie (Amsterdam)
BIJLAGE I
Wettelijke regelingen waarin artikelen staan op grond
waarvan rechtstreeks beroep openstaat (in eerste en enige instantie) op de Afdeling
bestuursrechtspraak van de Raad van State
BIJLAGE II
Waar vindt u de Algemene wet bestuursrecht
Aanpassings Amvb's:
Gemeentewet:
Provinciewet:
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Kneuterdijk 22
Postbus 20019
2500 EA DEN HAAG
telefoon: (070) 362 48 71
Centrale Raad van Beroep
Maliebaan 31
Postbus 16002
3500 DA UTRECHT
telefoon: (030) 36 28 11
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Lutherse Burgwal 10
Postbus 20021
2500 EA DEN HAAG
telefoon: (070) 381 39 03
College van Beroep Studiefinanciering
Eendrachtskade 222
Postbus 6200
9702 HE GRONINGEN
telefoon: (050) 316 44 50
Tariefcommissie
Prinsegracht 434 t/m 436
Postbus 1312
1000 BH AMSTERDAM
telefoon: (020) 514 33 02 / 33 05