Ga naar de vernieuwde website van Advocaten.nl
Nieuwsbrief 1, juli 1995
WELKE GEGEVENS MOETEN OP UW BRIEFPAPIER? Uw briefpapier moet aan bepaalde eisen voldoen. Binnenkort wijzigt de PTT de meeste
telefoonnummers in Nederland. Per 10 oktober 1995 zullen alle telefoonnummers tien cijfers
hebben. Indien u daardoor uw briefpapier moet veranderen, let dan ook op de volgende
zaken. |
Bovendien vermelden alle besloten en naamloze
vennootschappen hun volledige naam en woonplaats (dus de statutaire zetel). Deze
vermelding moet behalve op hebriefpapier ook worden gedaan op alle andere uitgaande
stukken, behalve reclameuitingen. Het BTW-nummer hoeft niet op het briefpapier te worden vermeld, maar slechts op facturen, in geval van transacties binnen de Europese Unie. Ook het dossiernummer van de Kamer van Koophandel zal begin 1996 voor iedere onderneming veranderen als gevolg van een wetswijziging. De Kamers informeren alle bedrijven binnenkort hierover zodat hiermee, ook voor wat betreft de vermelding op het briefpapier, rekening kan worden gehouden. terug |
Regelmatig blijkt dat automobilisten onverzekerd rijden zonder dat zij dat weten.In
Nederland moet iedereen, zodra hij autorijdt, tegen allerlei calamiteiten verzekerd zijn.
De chauffeur loopt enorme financiële risico's wanneer hij onverzekerd rijdt. Daarbij moet
u niet zozeer denken aan de bekeuring van de politie, want de boete van bijvoorbeeld fl.
500,-- is nog wel te overleven. Feit is echter, dat te pas en te onpas automobilisten onverzekerd blijken te rijden, zonder dat ze zich dat daadwerkelijk realiseren (hoewel ze het zich natuurlijk wel hadden kunnen en behoren te realiseren). |
Wat is het geval? In elke WAM-polis
(WA-Motorrijtuigen) staat, dat de bestuurder in het bezit moet zijn van een geldig
rijbewijs. Stel, uw rijbewijs verloopt. Menigeen denkt dat er niets aan de hand is.
Immers, het verlopen rijbewijs kan nog gedurende een jaar worden verlengd, zonder dat
opnieuw met succes rij-examen moet worden afgelegd. Voor het verzekerd zijn telt dat
echter niet. Met een verlopen rijbewijs rijdt u dus met een niet geldig rijbewijs en bent
u onverzekerd. Doch ook met een geldig rijbewijs kunt u de pineut zijn. Vroeger kreeg
elke automobilist standaard het zogenaamde BE- rijbewijs, maar dat is al enige jaren niet
meer zo. Standaard is nu, dat men slechts het B-rijbewijs krijgt. Dat betekent dat u
bijvoorbeeld met een aanhangwagentje inclusief lading mag rijden tot 750 kg. (Er is nog
een ingewikkelde uitzonde- ring daarop, maar die kunt u zelf lezen op uw rijbewijs). Het
komt erop neer dat je -voor je het weet- een te zwaar beladen karretje achter de auto
hebt. En dan bent u, met slechts een B-rijbewijs, onverzekerd. |
HEEFT DE BANK EEN DOORFINANCIERINGSPLICHT? Een bank is niet altijd vrij om een kredietovereenkomst te beëindigen. Niet iedere
ondernemer lukt het om zijn hoofd voortdurend boven het financiële water te houden. Zo
kan het voorkomen, dat een economisch slechtere periode incidenteel van aard is en er voor
de toekomst nog licht aan de horizon gloort. Het voortbestaan van de onderneming is dan
grotendeels afhankelijk van de bereidheid van derden om krediet te (blijven) verschaffen. Een krediet-overeenkomst beoogt een onderneming gedurende een langere periode financiële armslag te verschaffen. Dreigt een onderneming kopje onder te gaan, dan komen de belangen van de bank en de onderneming met elkaar in conflict. De bank heeft geen zin om geld in een mogelijk bodemloze put te storten. De onderneming daarentegen zal de financiering nodig hebben om voort te bestaan. De Nederlandse rechter is in veel gevallen wel bereid om de onderneming een helpende hand te reiken, ook al blijft voorop staan, dat de bank onder omstandigheden gerechtigd is een rekening-courant krediet op te zeggen. |
Doorslaggevend bij de beslissing tot doorfinancieren is dat
er sprake moet zijn van voldoende dekking door zekerheid. Daarnaast kan de
doorfinanciering aan een bepaalde termijn gekoppeld worden. Op deze wijze wordt tijd
gecreëerd, die de ondernemer bijvoorbeeld kan benutten om een andere financier te zoeken.
Bijkomende omstandigheden die kunnen leiden tot een plicht tot doorfinanciering moeten gezocht worden in hetgeen de redelijkheid en billijkheid voorschrijven. Is een ondernemer bijvoorbeeld al enkele malen tevergeefs door zijn bank gewaarschuwd, dan verzwakt de ondernemer zijn latere aan spraken. Aan de andere kant is de uitvoering van de relatie tussen de ondernemer en de bank van belang. Relevante vragen daarbij zijn onder andere hoe men in het verleden gehandeld heeft en op welke wijze de bank wellicht zekere verwachtingen bij de ondernemer heeft gewekt. Er is een wetsvoorstel in behandeling tot wijziging van de Faillissementswet, waarin bepalingen over een doorfinancieringsplicht zijn opgenomen. Daarin is het uitgangspunt dat de zekerheidspositie van de financier niet mag verslechteren. Dit is minder vergaand dan de huidige rechtspraak, waar voldoende zekerheid voor de financier wordt vereist. Overigens kan de onderneming die een faillissement wil voorkomen ook een crediteurenakkoord sluiten. Als een (grote) meerderheid van de crediteuren hieraan meewerkt, kan de rest zo nodig door middel van een gerechtelijke procedure tot medewerking worden gedwongen. Onlangs is bijvoorbeeld een bedrijfsvereniging op deze wijze gedwongen om haar medewerking aan een schuldsanering te verlenen. terug |
Het hoe en waarom van de gang naar de Hoge Raad. In de strafrechtelijke serie heeft de Hoge Raad op 11 april 1995 het 100.000-ste arrest
gewezen. Hoe het komt dat er zoveel verdachten in cassatie gaan? Wellicht om de volgende reden.
Na zijn veroordeling kan de verdachte (meestal) in hoger beroep en daarna in cassatie.
Resultaat daarvan is dat de eerste uitspraak niet onherroepelijk is, en dat de verdachte
er dus ook nog niet aan vastzit. |
Kosten al die procedures geld? Nee, in beginsel
niet. In het strafrecht kan iedereen aan de slag zonder advocaat. Het instellen van beroep
is een formaliteit, en daarna duurt het maanden, soms zelfs jaren voordat er weer iets
gebeurt. In hoger beroep wordt de zaak opnieuw bekeken door een of meer andere rechters die de zaak in zijn geheel behandelen. Alleen als deze rechters het eens zijn, kunnen ze een hogere straf opleggen. Daarin zit uiteraard een risico voor de verdachte. Van een beroep in cassatie wordt een verdachte nooit slechter; het geeft wel tijdwinst. Is de Hoge Raad het met de verdachte eens, dan wordt de uitspraak vernietigd en moet de zaak meestal behandeld worden door een ander gerechtshof of een andere rechtbank. De kans dat deze ook weer een voor de verdachte nadelige beslissing nemen is niet zo groot. Daarbij werkt de tijd vaak in het voordeel van de verdachte. Een belangrijk cassatieargument is dus tijdwinst, oftewel uitstel van executie. terug |
BIJPACHTEN LEIDT NIET (MEER) TOT VERDUNNING Alleen melkquotum dat dankzij de melkproduktie in het jaar 1983 op een stuk land is verkregen hangt met dat land samen. Dit blijkt uit een recente uitspraak van het Pachthof en betekent een wijziging van een eerdere door het hof vastgelegde regel. In januari 1993 had het Pachthof nog anders beslist: |
Blijkens de recente uitspraak van het Pachthof vindt
verdunning nu niet langer per definitie plaats. In dit geval had de pachter de veehouderij van zijn vader overgenomen kort voordat de superheffing werd ingevoerd. Het ging om een melkvee- annex vleesvarkensbedrijf. In augustus 1984 - dus enkele maanden n de inwerkingtreding van de Beschikking superheffing - werd hij in de plaats van zijn vader gesteld als pachter van een perceel gras- en bouwland. Bij verkoop beriep de verpachter zich op de beschikking van het hof uit 1993. Ten onrechte, zoals nu is gebleken. Eerst zal vastgesteld moeten worden dat het perceel in 1983 voor de melkproduktie is gebruikt. Ook in een heel ander geval heeft het hof dezelfde hoofdregel inmiddels toegepast. |
WELKE SOORT BEDRIJFSRUIMTE (VER)HUURT U? De wettelijke regels over de huur van de zogenaamde midden- standsbedrijfsruimte geven de (onder)huurder een meer solide positie dan de gewone huurbepalingen. Soms is het niet duidelijk, of er sprake is van middenstandsbedrijfsruimte. Bepalend is, simpel gezegd, of het publiek vrijelijk toegang heeft en er door lokale goodwill een zekere plaatsgebondenheid is. De Hoge Raad heeft zich al over vele (grens)gevallen moeten uitspreken, zoals ook onlangs. Het betrof de huur van een grote hal, die was onderverhuurd aan een groot aantal kleine ondernemers om tijdens vlooienmarkten e.d. te gebruiken. |
De vraag was, welke regels op de hoofd- en onder-
huurovereenkomsten van toepassing waren. De huurovereenkomsten zelf bepaalden hierover
niets. Voor de beantwoording van deze vraag komt het aan, zo benadrukte ons hoogste rechtscollege, op de aard van de activiteiten die krachtens de overeenkomsten worden uitgeoefend in de gehuurde ruimte. Ervan uitgaande dat onderhuur is toegestaan, wordt in concreto bekeken of de activiteiten van hoofdhuurder en onderhuurders gezamenlijk kunnen worden aangemerkt als het uitoefenen van een bedrijf dat wordt gekarakteriseerd door de lokale goodwill en dat dus plaatsgebonden is. Het doet er daarbij vervolgens niet toe of alle onderhuurders bedrijfsmatig optreden. Dus ook als een van de onderhuurders in het geheel niet bedrijfsmatig optreedt, kunnen de strengere huurbepalingen betreffende middenstands- bedrijfsruimte toch van toepassing zijn. terug |
LET OP RECHTEN WERKNEMERS BIJ BEDRIJFSOVERNAME Over de rechten van werknemers bij een (gedeeltelijke) bedrijfsovername wordt
regelmatig geprocedeerd, met soms vergaande gevolgen. Het volgende werd beslist naar aanleiding van een Duits geval en geldt dus ook in Nederland. Een Duitse bank, de Sparkasse, had een schoonmaakster in dienst. Zij verrichtte haar
werk in een filiaal van de bank.
|
Ja, oordeelde het EG Hof op beide vragen.
Overdracht van de schoonmaakwerkzaamheden is overdracht van een ondernemingsonderdeel.
Niet van belang is, dat het werk maar door één enkele persoon wordt verricht. Beslissend
is, dat de identiteit van de binnen het onderdeel uitgevoerde taken gelijk is gebleven.
Het arrest heeft tot de nodige commotie geleid doordat het direct ingrijpende gevolgen
heeft, ook voor de verzelfstandiging van andere nevenactiviteiten zoals catering en
beveiliging. Degene, die tot verzelfstandiging overgaat, zal wellicht voor die tijd het personeel van het bewuste bedrijfsonderdeel willen ontslaan. Ontslag met als enige reden verzelfstandiging is echter niet toegestaan. Als er een reden wordt 'gezocht' loopt de werkgever het risico van een procedure wegens kennelijk onredelijk ontslag. In dat geval loopt de koper/overnemer dat risico ook, zo blijkt uit een recente beslissing van de Hoge Raad. Alle rechten en verplichtingen die voortvloeien uit de bestaande arbeidsovereenkomsten gaan over op de verkrijger van (een onderdeel van) de onderneming. Daaronder valt ook een eventueel door de verkoper van de onderneming aan een werknemer te betalen schadevergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag. Dit betekent dat de koper er goed aan doet altijd te informeren en garanties te bedingen voor de lopende procedures van (ex-)- werknemers. terug |
Aan dit nummer werkten mee:
mw. mr V.C. Kloppers, advocaat te Leiden,
mw. mr I.G. ter Laan, KvK te Amsterdam,
mr W.P.M. Mulder, advocaat te Alphen aan den Rijn,
mr J.S. Pen, advocaat te Amsterdam,
mr M.J. Resink, advocaat te Amsterdam,
mr P. Sieswerda, advocaat te Leeuwarden,
Prof. mr G.M.F. Snijders, advocaat te Utrecht.