Ga naar de vernieuwde website van Advocaten.nl
Nieuwsbrief 9, juli 1997
Binnenkort zal het Nederlandse mededingingsrecht ingrijpend worden gewijzigd met als
gevolg dat veel meer ondernemingen zich van concurrentiebeperkende maatregelen zoals
prijsafspraken zullen moeten onthouden. |
Dat mag een rigoureuze verandering worden
genoemd! Aan de nieuwe Mededingingswet ligt het beginsel ten grondslag dat alle vormen van
concurrentiebeperking zijn verboden: prijsbinding, afspraken over marktverdeling etc.
Desnoods kan de rechter door een belanghebbende worden gevraagd een ondernemer te
verbieden zich te gedragen overeenkomstig een verboden concurrentiebeperkende afspraak.
Overtredingen van de Mededingingswet zullen leiden tot boetes. Er zijn wel wat uitzonderingen. Bijvoorbeeld: regelingen waarbij slechts een beperkt aantal ondernemingen zijn betrokken die een beperkte omzet behalen, worden (meestal) niet getroffen door het verbod. Verder kan een ontheffing worden verleend door de Minister. De ondernemer kan van deze ingrijpende verandering nadeel ondervinden, maar er evenzeer voordeel van hebben (aan concurrentiebeperkende afspraken behoeft hij zich niets meer gelegen te laten liggen). terug |
VERANDERINGEN REGELS HANDELSREGISTER VAN DE KvK De op korte termijn te verwachten wijzigingen in de Handelsregisterwet leveren zowel
voor de onderneming als voor de gebruiker van het handelsregister veel voordelen op. De inschrijving van alles wat de onderneming betreft wordt straks nog maar door
n Kamer beheerd, namelijk daar waar de hoofdvestiging van de onderneming
daadwerkelijk is gevestigd. Dat betekent dat er geen extra inschrijving meer nodig is bij
een andere Kamer, bijvoorbeeld van de statutaire zetel van een |
Informatie over ondernemingen is bij iedere
Kamer beschikbaar. Een uittreksel kan dus in de toekomst bij iedere Kamer van Koophandel
in Nederland worden opgevraagd, ongeacht of het betreffende bedrijf bij die Kamer staat
ingeschreven. De onderneming krijgt n achtcijferig handelsregisternummer. Dit nummer moet de onderneming op briefpapier, orders en facturen vermelden. Deze verplichting geldt overigens pas na een overgangstermijn: drie jaar na de invoering van de Handelsregisterwet. Er komen formulieren waarmee de opgaaf bij het handelsregister kan worden gedaan. Deze formulieren zijn meer gebruikers-vriendelijk: duidelijker en eenvoudiger. Door de nieuwe wet hebben de Kamers de mogelijkheid gekregen om gegevens steeds meer elektronisch te gaan verwerken. Dit betekent dat in de toekomst opgave kan worden gedaan via elektronische weg in plaats van via formulieren. Dit kan nog enige tijd duren. Wel is het nu al mogelijk om via internet informatie uit het handelsregister te verkrijgen. Behalve een wijziging van de Handelsregisterwet zijn er ook voorstellen om de financiéle structuur van de Kamers van Koophandel te veranderen. De nieuwe Wet op de Kamers van Koophandel, die op dit moment in de Tweede Kamer wordt besproken, zal naar verwachting per 1 januari 1998 in werking treden. Dit brengt mee dat de hoogte van de jaarlijkse bijdrage aan de Kamer zal wijzigen. Het Ministerie van Economische Zaken is namelijk van mening dat de Kamers meer volgens het profijtbeginsel moeten gaan werken, oftewel volgens het 'de gebruiker betaalt'-principe. Dit uitgangspunt betekent echter wel dat vooral kleine bedrijven meer aan de Kamer moeten gaan betalen. De jaarlijkse bijdrage van grote NV's en BV's zal lager worden. terug |
RECENTE ERVARINGEN MET DE WET BOETEN Sedert 1 augustus 1996 is sprake van verwijtbare werkloosheid indien de werknemer zich
zodanig verwijtbaar heeft gedragen dat hij redelijkerwijs moest begrijpen dat dit gedrag
tot ontslag kon leiden. Ook als aan de voortzetting van de dienstbetrekking niet zodanige
bezwaren zijn verbonden dat deze voortzetting niet in redelijkheid van de werknemer kon
worden gevergd, is er sprake van verwijtbare werkloosheid. |
Dat levert natuurlijk een probleem op als de werknemer en de werkgever toch van elkaar af willen. In een dergelijke situatie wordt vaak een zogeheten 'pro-forma-procedure' bij de kantonrechter gevoerd, waarbij ontbinding van de arbeidsovereenkomst op neutrale grondslag wordt gevraagd en over en weer geen verwijten worden gemaakt. De werknemer voert slechts formeel verweer. Volgens een recente richtlijn van de bedrijfsvereniging BV25 mag een werknemer niet op deze wijze meewerken aan de beéindiging van de arbeidsovereenkomst als een verweer daartegen tot behoud daarvan zou hebben geleid. Bij een strikte toepassing van deze richtlijn zou de pro-forma-procedure derhalve het recht op een uitkering in gevaar kunnen brengen. De meest veilige, want moeilijk weerlegbare, grondslag voor een dergelijke procedure is dat partijen niet meer vruchtbaar kunnen samenwerken of dat verschil van inzicht bestaat over de wijze waarop de functie moet worden uitgeoefend. Het verzoek aan de kantonrechter moet natuurlijk wel met voldoende feiten zijn gestaafd. terug |
Een onlangs door de Hoge Raad gewezen arrest over portretrecht heeft tot gevolg dat een
adverteerder nog beter op zijn tellen moet passen als er in zijn reclameboodschap iemand
wordt geportretteerd. De jongen, naar eigen zeggen niet homosexueel geaard en kennelijk ook bang voor associaties met de homobeweging, maakte bezwaar tegen publikatie van zijn portret in deze context en deed daarbij een beroep op het portretrecht uit de Auteurswet. |
Bij de rechtbank ving de danser bot, omdat werd
aangenomen dat hij toestemming had verleend. Het hof oordeelde dat de danser weliswaar
geen toestemming had verleend, maar dat hij geen redelijk belang had bij een verbod tot
verdere openbaarmaking. De foto was immers gemaakt in een discotheek waar hij destijds
beroepsmatig, grotendeels ontkleed, zijn kunnen te beste gaf. Volgens het hof viel aldus
niet in te zien waarom hij, gelet op de aard van zijn vroegere werk, nu opeens bezwaar had
tegen de publikatie van zijn portret in deze advertentie. De Hoge Raad verwerpt zowel de
argumenten van de rechtbank als het hof, maar voegt daar ook nog iets aan toe: Een ieder
die zijn portret ziet in een reclame-uiting heeft in beginsel een redelijk belang om zich
tegen dergelijk gebruik te verzetten. Dit heeft als consequentie dat de geportretteerde
een eenvoudiger bewijspositie heeft verkregen. Moest hij vroeger zijn redelijk belang
aannemelijk maken, tegenwoordig lijkt de enkele constatering van het gebruik van zijn
portret voldoende om tot een verbod te komen. De adverteerder zal dus in de toekomst nog beter moeten opletten en met name goede afspraken met de toeleverancier van de foto moeten maken. Deze laatste zal, wil men veilig kunnen adverteren, in het bezit moeten zijn van een schriftelijk document waaruit de toestemming van de geportretteerde voor verder (commercieel) gebruik van de foto onomstotelijk moet blijken. terug |
AANSPRAKELIJKHEID BIJ VERVUILING Een vervuilende partij kan aansprakelijk worden gesteld voor alle kosten die voortkomen
uit de vervuiling, ook al waren er nog andere partijen die tot de vervuiling hebben
bijgedragen. Dat heeft de HR onlangs bepaald. |
Moerman weigert echter de volledige schade
aan Bakker te betalen omdat hij slechts voor een deel aansprakelijk zou zijn. De
vervuiling zou namelijk ook nog door twee anderen zijn veroorzaakt, te weten een
autospuiter en de zoon van Bakker die wel eens aan een auto sleutelde. De Hoge Raad
oordeelt echter dat Moerman de totale schade van Bakker moet betalen. Bakker wordt dus
niet opgezadeld met het probleem wie nu precies welk aandeel in de vervuiling heeft. De
conclusie die uit dit arrest kan worden getrokken, is: vervuil nooit en zeker niet op de
grond die mogelijk door anderen is vervuild, want dan bent u meteen aansprakelijk voor de
totale vervuilingsschade. Kan Moerman nog proberen de schade voor een deel te verhalen op de andere twee vervuilers? Uiteraard, maar wanneer de andere vervuilers geen cent hebben of wanneer Moerman het bewijs niet rond krijgt, blijft de totale schade voor zijn rekening. terug |
De werkgever dient bij ontslag tijdens een proeftijd de nodige |
Is hieraan niet voldaan, dan is de
proeftijd nietig; hij bestaat dan niet. Een te lange termijn wordt dus niet omgezet in
maximaal twee maanden. In de praktijk wordt nogal eens gedacht dat met name de werkgever
willekeurig gebruik kan maken van het proeftijdbeding. De Hoge Raad heeft reeds eerder
vastgesteld dat een proeftijd er voor is om enerzijds de werkgever in staat te stellen om
inzicht te verkrijgen in de bekwaamheid van de werknemer en anderzijds de werknemer de
gelegenheid te bieden inzicht te verkrijgen in de aard van het werk waarvoor hij is
aangenomen. Zo mag een werkgever niet een proeftijd bedingen indien de werknemer reeds
eerder werkzaamheden heeft verricht langer dan de proeftijd, bijvoorbeeld als
uitzendkracht. Wordt daarna een arbeidsovereenkomst gesloten, dan wordt de werkgever
geacht op de hoogte te zijn van de bekwaamheid van de werknemer. Ook het handelen in strijd met discriminatieverboden, zoals ontslag van een zwangere vrouw tijdens de proeftijd, kan tot nietigheid van het ontslag leiden. Kortom, de werkgever dient voorzichtig te zijn met de motivering als hij een werknemer wenst te ontslaan tijdens de proeftijd. terug |
Colofon:
Aan deze uitgave werkten mee:
mr P. Hoogenraad, advocaat te Maassluis
mw mr B.I. Klaassens, advocaat te Groningen
mw mr V.C. Kloppers, advocaat te Leiden
mr. W.P.M. Mulder, advocaat te Alphen aan den Rijn
mr M.J. Resink, advocaat te Amsterdam
Prof mr G.M.F. Snijders, advocaat te Utrecht
Eindredactie: mr C.E. van de Pas-Rutgers van der Loeff