Ga naar de vernieuwde website van Advocaten.nl

 

Nieuwsbrief  21, november 2000

Inhoud

andere nieuwsbrieven

Nieuwsbrief december 2002
Nieuwsbrief september 2002
Nieuwsbrief juli 2002
Nieuwsbrief mei 2002
Nieuwsbrief december 2001
Nieuwsbrief januari 2001
Nieuwsbrief november 2000
Nieuwsbrief augustus 2000
Nieuwsbrief mei 2000
Nieuwsbrief februari 2000
Nieuwsbrief november 1999
Nieuwsbrief augustus 1999
Nieuwsbrief mei 1999
Nieuwsbrief juli 1998
Nieuwsbrief april 1998
Nieuwsbrief december 1997
Nieuwsbrief oktober 1997
Nieuwsbrief juli 1997
Nieuwsbrief april 1997
Nieuwsbrief december 1996
Nieuwsbrief november 1996
Nieuwsbrief juli 1996
Nieuwsbrief april 1996
Nieuwsbrief december 1995
Nieuwsbrief oktober 1995
Nieuwsbrief juli 1995

 


Rookverbod op het werk?

In een kort geding dat een werkneemster van PTT Post had aangespannen tegen haar werkgever heeft de rechtbank in Breda eind april 2000 beslist dat PTT Post in de betreffende vestiging binnen veertien dagen een algeheel rookverbod moest instellen voor de eigen werknemers.

Daarnaast moeten er speciale ruimten komen waar gerookt kan worden zonder dat niet-rokers last ondervinden van de rook. Werkgevers dienen zodanige maatregelen te nemen dat voorkomen wordt dat werknemers gezondheidsklachten krijgen.

De werkneemster van PTT Post ondervond tijdens haar werk veel last van rokende collega?s. Mede door haar astmatische overgevoeligheid voor rook kreeg zij gezondheidsklachten, zoals neus- en keelontstekingen. Doordat provisorische maatregelen die door de werkgever genomen werden, niet het gewenste effect sorteerden, eiste de werkneemster een algeheel rookverbod. Hierin heeft de rechter haar gelijk gegeven.

Verplichting werkgever

De uitspraak van de rechter is niet alleen gebaseerd op de wettelijke verplichting van werkgevers om te zorgen voor een veilige en gezonde werkomgeving, maar ook op een kabinetsstandpunt dat is neergelegd in een wijzigingsvoorstel voor de Tabakswet. Hierin is opgenomen dat voor tabaksrook geen veilige ondergrens valt te bepalen. De rechter heeft hieruit de conclusie getrokken dat de werkgever dient te waarborgen dat niet-rokende werknemers zich tijdens werkzaamheden en pauzes bevinden in een omgeving die vrij is van tabaksrook.

Speciale ruimten

Gezien de wettelijke bepalingen en de uitspraak van de rechtbank in Breda is het werkgevers aan te raden zoveel mogelijk te zorgen voor enerzijds rookvrije werkruimten en anderzijds voor speciale ruimten waar rokers kunnen voorzien in hun nicotine-behoefte zonder overlast te veroorzaken bij niet-rokende collega's. terug 

 


 

Hoge Raad verruimt ontslagrecht voor ziek personeel

In een recent arrest heeft de Hoge Raad bepaald dat een werkgever niet in alle gevallen een zogenaamd reïntegra-tieplan aan de rechter hoeft te overleggen bij een verzoekschrift tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met een zieke werknemer. Hiermee zijn de mogelijkheden voor werkgevers verruimd om werknemers te ontslaan die zich ziek hebben gemeld.

Sinds de invoering van de Wet Flexibiliteit en Zekerheid kent de wet de bepaling dat de werkgever, die de arbeidsovereenkomst met een zieke werknemer wenst te laten ontbinden, eerst een door het Lisv (Landelijk instituut sociale verzekeringen) getoetst reïntegratieplan dient te overleggen. Laat de werkgever dat achterwege, dan dient de werkgever door de rechter niet ontvankelijk te worden verklaard, zo bepaalt de wet.

In de praktijk heeft deze bepaling tot vele onduidelijke en onbevredigende situaties geleid.

Uitspraak Hoge Raad

In een op 20 september 2000 gewezen arrest heeft de Hoge Raad bepaald dat het verzoek van een werkgever tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met een zieke werknemer door de rechter kan worden toegewezen in het geval de werknemer stelselmatig nalaat de werkgever in staat te stellen te beoordelen of hij werkelijk ziek is.

Ook bij andere situaties

Belangrijk is dat de Hoge Raad daaraan nog toevoegt dat zich ook andere situaties kunnen voordoen waarbij een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst wordt toegewezen, ondanks dat er geen reïntegratieplan aan de rechter is overlegd. In de praktijk zal moeten blijken in welke bijzondere gevallen het reïntegratieplan achterwege kan blijven. In ieder geval is er in de jurisprudentie een bres geslagen in de sinds 1 januari 1999 ingevoerde en sindsdien sterk bekritiseerde wetsbepaling. terug

 


 

Belastinggarantie en WAO-voorbehoud bij letselschade

Indien iemand letsel oploopt waarvoor een ander aansprakelijk is, resulteert zulks in schadevergoeding voor het slachtoffer. Het is hierbij van groot belang om de letselschade nooit af te handelen zonder de zogenaamde belas-tinggarantie en WAO-voorbehoud.

Letselschade wordt berekend in netto-schade. Dat betekent dat het slachtoffer na afwikkeling en ontvangst van het schadebedrag er geen belasting over hoeft te betalen. In de afgelopen jaren heeft de belastingdienst herhaaldelijk geprobeerd een graantje mee te pikken

Belastinggarantie eisen

De rechtspraak heeft tot op heden de belastingdienst steeds met lege handen het bos in gestuurd. Maar dat geldt dan wel voor slachtoffers die geen ondernemer zijn. Zodra het slachtoffer ondernemer is, ontstaan er grote risico?s dat de belastingdienst toch een voet tussen de deur krijgt en dat uiteindelijk de beoogde netto schadevergoeding een bruto schadevergoeding blijkt te zijn. Het is om deze redenen dat een slachtoffer te allen tijde bij afwikkeling van de schade een belastinggarantie moet eisen.

De aansprakelijke verzekeraars plegen die garantie meestal probleemloos te geven indien zulks geëist wordt. Verzekeringsmaatschappijen kunnen ook moeilijk anders, aangezien deze maatschappijen de schade netto berekend hebben.Indien de belastingdienst dan toch probeert belasting te heffen, kan het slachtoffer zulks prompt melden bij de verzekeraar en die moet zich dan maar redden in het debat met de belastingdienst.

WAO-voorbehoud

Naast de belastinggarantie is een tweede garantie gebruikelijk. Het netto verlies aan verdiencapaciteit, in normaal Nederlands het verlies in netto inkomen, is het verschil tussen het netto inkomen dat iemand de rest van zijn leven gehad zou hebben (hierbij niet de pensioenopbouw vergeten) en het lagere netto inkomen dat iemand voortaan uit de WAO krijgt.

Hierbij is het echter de vraag of de WAO in de toekomst op hetzelfde niveau blijft. Voorts is denkbaar dat de normen wederom worden aangescherpt, waardoor het recht op WAO nu wel, maar over een paar jaar niet meer geldt voor een specifiek slachtoffer.

Het vorenstaande leert dat men een letselschade nooit en te nimmer moet afwikkelen zonder belastinggarantie en WAO-voorbehoud. terug

 


 

Verrekening; onbekend maakt onbemind

Verrekening is een ten onrechte weinig gebruikte en eenvoudige wijze van betalen. Strikt genomen is verrekening geen betaling in eigenlijke zin als het geven of overmaken van geld. Wanneer een schuldenaar, die de bevoegdheid tot verrekening heeft, aan zijn medeschuldeiser verklaart dat hij zijn schuld met een vordering verrekent, gaan beide verbintenissen tot hun gemeenschappelijk bedrag teniet.

In het handelsverkeer tussen bijvoorbeeld leveranciers kan verrekening plaatsvinden. De vereiste verklaring van verrekening van schuldenaar aan medeschuldenaar is in beginsel vormvrij, al verdient het vanzelfsprekend aanbeveling dit schriftelijk te doen. De verrekening werkt dan terug tot het tijdstip waarop de bevoegdheid tot verrekening is ontstaan.

Als zodanig werkt de voldoening van schulden door middel van verrekening als een vereenvoudiging van het betalingsverkeer. Verrekening heeft echter ook een zekerheidsfunctie: degene die zich op verrekening kan beroepen, vindt in zijn eigen schuld aan de ander de zekerheid voor de betaling van zijn vordering.

.Wanneer kan verrekening plaatsvinden?

De verrekening kan slechts geschieden door iemand die daartoe bevoegd is. De schuldenaar heeft een dergelijke bevoegdheid wanneer hij een prestatie te vorderen heeft, die beantwoordt aan zijn schuld. Met andere woorden: er moet sprake zijn van gelijksoortigheid van prestaties jegens dezelfde wederpartij en de schuldenaar die zich op verrekening beroept moet bevoegd zijn zowel tot betaling van de schuld als tot het afdwingen van de betaling van de vordering.

Geen bevoegdheid tot verrekening bestaat wanneer de vordering en de schuld in van elkaar gescheiden vermogens vallen. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer BV X een vordering heeft op BV Y die weer een vordering heeft op de bestuurder van BV X. De BV en haar bestuurder zijn niet dezelfde personen als gevolg waarvan ook hun vermogens gescheiden zijn. Daarnaast is verrekening soms niet toegestaan in verband met de aard van een betrokken vordering of schuld. Indien partijen elkaars vorderingen betwisten, zal verrekening in beginsel geen resultaat hebben.

Partijen kunnen afwijken van de wettelijke regeling van verrekening en de bevoegdheid tot verrekening beperken of verruimen. Zo is het mogelijk in de algemene voorwaarden bijvoorbeeld verrekening uit te sluiten of te beperken. Ook op het terrein van de internationale handel kan het verstandig zijn, gelet op het incassorisico, verrekening uit te sluiten of juist expliciet overeen te komen. terug

 


 

Wanbetalende BV?s

Debiteuren zijn soms zeer creatief in het frustreren van verhaalsmogelijkheden voor hun schuldeisers. Zo komt het voor dat een in financiële moeilijkheden verkerende BV besluit de activiteiten te staken, waarna direct aansluitend een nieuwe BV de oude activiteiten onder dezelfde naam voortzet. Kan de schuldeiser de nieuwe BV vereenzelvigen met de oude BV en beslag leggen op de bezittingen van de nieuwe BV?

Een voorbeeld ter verduidelijking. Doordat de schulden aan de fiscus aanzienlijk oplopen, besluit de BV die een koeriersbedrijf exploiteert de activiteiten te staken. Kort nadien pakt een nieuwe BV de draad op en drijft het koeriersbedrijf onder dezelfde naam. In het oog springende omstandigheden:

  • de directeur / enig aandeelhouder van de oude BV heeft dezelfde positie bij de nieuwe BV;
  • de nieuwe BV houdt zich met dezelfde activiteiten bezig;
  • daags na staking van de activiteiten door de oude BV is de nieuwe BV met de activiteiten gestart;
  • de handelsnaam van het koeriersbedrijf van de nieuwe BV is identiek aan de naam die de oude BV daarvóór gebruikte;
  • de nieuwe BV heeft exact hetzelfde adres en telefoonnummer en gebruikt hetzelfde logo op briefpapier en facturen;
  • de nieuwe BV heeft voor de overname van de orderportefeuille aan de oude BV geen goodwill betaald;
  • de nieuwe BV wist dat beslag van de fiscus ten laste van de oude BV in de lucht hing.

Vereenzelviging gaat te ver

De fiscus heeft beslag gelegd op bezittingen van de nieuwe BV voor de fiscale schuld van de oude BV. Het beslag is gelegd als ware de nieuwe BV zelf belastingplichtige. In een ar-rest van de Hoge Raad van 13 oktober 2000 is in een geval dat vrijwel volledig overeenkomt met bovenstaand voorbeeld beslist dat de fiscus een stap te ver is gegaan door de nieuwe BV, zoals dat heet, te vereenzelvigen met de oude BV. De Hoge Raad benadrukt dat rechtspersonen zelfstandige dragers van rechten en plichten zijn en, ook al zijn er veel omstan-digheden die er op wijzen dat de bedoeling is een crediteur achter het net te laten vissen, vereenzelviging toch te ver gaat.

Wel is het mogelijk dat in een dergelijk geval de nieuwe BV onrechtmatig heeft gehandeld jegens de fiscus door mee te werken aan het frustreren van verhaalsmogelijkheden. Een dergelijke actie uit onrechtmatige daad zal voor de crediteur moeizamer verlopen, omdat de eenvoud van vereenzelviging er niet is. Bij vereenzelviging is de nieuwe BV zonder enig voorbehoud aansprakelijk voor de schuld van de oude BV, terwijl bij onrechtmatig handelen de schuldeiser zal moeten bewijzen in hoeverre hij schade heeft geleden door het onrechtmatige gedrag van de nieuwe BV. terug

 


 

De gedetineerde werknemer

Wat te doen als een werknemer door de politie wordt aangehouden? Ontslag aanzeggen en zorg dragen voor vervanging behoren tot de mogelijkheden. Werkgevers maken in deze materie echter veel fouten. Vaak wordt er laat of helemaal geen actie ondernomen. Als de vrijgekomen werknemer zich weer meldt voor zijn werk is er een probleem.

Het eerste dat de werkgever kan doen, is het opschorten van het salaris. De hoofdregel volgens het burgerlijk wetboek is immers ?geen arbeid, geen loon?. Vervolgens zal de werkgever moeten beslissen of hij de werknemer, als hij weer op vrije voeten is, terug wil hebben of liever niet.

Dienstbetrekking voortzetten

Als de werkgever de dienstbetrekking wil voortzetten, gelden geen speciale eisen. De werknemer zal dankbaar zijn want het hebben van een baan drukt de strafmaat. De werkgever kan overwegen een arbeidsovereenkomst met een vervanger aan te gaan tot het moment dat de vervangen werknemer weer in staat is zijn werkzaamheden te hervatten. Hierbij dient goed in de gaten te worden gehouden wanneer dit het geval is, anders loopt de werkgever het risico dat hij eindigt met twee werknemers voor één werkplek.

Dienstbetrekking beëindigen

Als de werkgever de arbeidsovereenkomst wil beëindigen loopt hij op tegen een woud van regelgeving en jurisprudentie. Als hij het zelf wil afdoen, loopt de werkgever het risico dat hij de werknemer in dienst moet houden of dat de ontbinding plaatsvindt tegen een hoge prijs. Als de werkgever niet terugschrikt voor dergelijke risico?s, kan hij het zelf proberen via een ontslagvergunning. Hierbij is het aan te bevelen alle stukken zowel naar het huisadres als naar het huis van bewaring te sturen.

Beëindigen na veroordeling

In de regel kan een arbeidsovereenkomst met een gedetineerde worden beëindigd, maar pas ná een veroordeling door de strafrechter. Dan staat voor de kantonrechter name-lijk vast dat de werknemer het niet-verschijnen op het werk aan zichzelf te wijten heeft. Het wettelijke uitgangspunt is dat als een werknemer niet op het werk verschijnt een ontslag gerechtvaardigd is, behalve als dit hem niet kan worden toegerekend. Het plegen van misdrijven en het uitzitten van een gevangenisstraf komt voor rekening van de dader. Bij twij-felgevallen zijn belangrijke punten voor de kantonrechter: de organisatieproblemen (denk aan vervanging), de houding van werkgever en werknemer, de duur van de detentie en of het vergrijp verband houdt met de werkzaamheden.  terug

 


 

Huur en termijnbescherming

Huurovereenkomsten voor middenstandsbedrijfsruimte worden veelal gesloten voor een periode van vijf jaar met een verlenging van nogmaals vijf jaar. Dit noemt men de termijnbescherming. Feitelijk loopt volgens de wet de huurovereenkomst na de eerste periode van vijf jaar nagenoeg automatisch door voor nogmaals vijf jaar. Er kan dan ook alleen opgezegd worden tegen het einde van de vijf jaarsperioden, en dus niet tussentijds.

In de wet zijn limitatieve opzeggingsgronden opgenomen. De gronden na de eerste vijf jaar zijn beperkter dan de in de wet genoemde gronden na tien jaar. De verhuurder moet van zeer goeden huize komen, wil de rechter de opzegging na de eerste vijf jaarsperiode honoreren. De wet bepaalt dat als par-tijen in de huurovereenkomst verder niets hebben afgesproken het huurcontract na tweemaal de periode van vijf jaar voor onbepaalde tijd doorloopt. In de praktijk gebeurt het nog wel eens dat partijen na tien jaar de inhoud van het contract willen herzien. De vraag is dan of de bestaande overeenkomst wordt aangepast, of dat er een nieuwe huurovereenkomst wordt gesloten.

In het laatste geval geldt dan wederom automatisch het ijzeren regime van de termijnbescherming. Daardoor zou er een huurovereenkomst gesloten worden van vijf jaar met vijf jaar verlenging. Het verschil zit in de mogelijkheid tot opzegging. Als na tien jaar de overeenkomst voor onbepaalde tijd doorloopt, kan er opgezegd worden met een jaar opzegtermijn. Geldt wederom tweemaal de vijf jaarsperioden, dan kan er slechts opgezegd worden na telkens vijf jaar.

Rechter is streng

De rechter dient te beoordelen of de nieuwe overeenkomst die na tien jaar geldt, feitelijk een voortzetting is van de oude, of een nieuwe. Is het laatste het geval, dan geldt deze wederom voor tweemaal vijf jaar. Uit de rechtspraak op dit punt blijkt dat de rechter streng is. Ook al zijn er wat punten uit de vroegere huurovereenkomst opnieuw en anders geregeld, dan nog is er slechts sprake van een nieuwe overeenkomst als dit met zoveel woorden en dus nadrukkelijk is overeengekomen. De rechter vindt veelal dat de termijnbescherming van twee maal vijf jaar voor de tweede overeenkomst slechts moet gelden als partijen dit zo bedoeld hebben, en dus expliciet overeengekomen zijn. terug


 

e-mail: info@advocare.nl
terug naar de foldermolen

COLOFON

Aan deze uitgave van Rechtstreeks werken mee:
- de heer mr. H.J. Vetter, advocaat te Amsterdam
- de heer mr. P. Sieswerda, advocaat te Leeuwarden
- de heer mr. S.D. van de Kant, advocaat te Amsterdam
- mevr.mr. V.C. van Holten-Kloppers, advocate te Leiden
- de heer mr. W.P.M. Mulder, advocaat te Alphen a/d Rijn
- de heer mr. M.G. Doornbos, advocaat te Assen
- de heer mr. H.E. van Zijll, advocaat te Uithoorn

 

Ondanks de zorgvuldigheid waarmee de informatie in de nieuwsbrief wordt vermeld, kan geen verantwoordelijkheid voor de juistheid ervan worden geaccepteerd. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvuldigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij electronisch, mechanisch of door fotokopiën, opnamen of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.