Ga naar de vernieuwde website van Advocaten.nl

 

Nieuwsbrief nr 27  december 2002

Inhoud

andere nieuwsbrieven

Nieuwsbrief december 2002
Nieuwsbrief september 2002
Nieuwsbrief juli 2002
Nieuwsbrief mei 2002
Nieuwsbrief december 2001
Nieuwsbrief januari 2001
Nieuwsbrief november 2000
Nieuwsbrief augustus 2000
Nieuwsbrief mei 2000
Nieuwsbrief februari 2000
Nieuwsbrief november 1999
Nieuwsbrief augustus 1999
Nieuwsbrief mei 1999
Nieuwsbrief juli 1998
Nieuwsbrief april 1998
Nieuwsbrief december 1997
Nieuwsbrief oktober 1997
Nieuwsbrief juli 1997
Nieuwsbrief april 1997
Nieuwsbrief december 1996
Nieuwsbrief november 1996
Nieuwsbrief juli 1996
Nieuwsbrief april 1996
Nieuwsbrief december 1995
Nieuwsbrief oktober 1995
Nieuwsbrief juli 1995

 


 

Nieuwe wet koop onroerend goed

 Onlangs is in de Eerste Kamer nieuwe wetgeving goedgekeurd die ingrijpende gevolgen heeft voor het kooprecht. Deze nieuwe wetgeving voorziet in consumentenbescher-mende bepalingen van koop van onroerend goed.

 In de woningmarkt gaan woningen vaak als warme broodjes over de toonbank. Een telefoontje naar de makelaar is in principe voldoende om de koop van een woning tot stand te brengen. Hierdoor kan de situatie ontstaan dat een geïnteresseerde door een (terloopse) mondelinge aanvaarding van een aanbod gebonden is aan een koopovereenkomst.  De wetgever vond het bij een dermate belangrijke aankoop als de koop van de woning wenselijk om de consument-koper te beschermen.

 Nieuwe wetgeving

De bescherming van de consument-koper bestaat in de eerste plaats uit de wettelijke eis dat koopovereenkomsten niet meer mondeling, doch slechts schriftelijk tot stand kunnen komen. In de tweede plaats heeft de consument-koper binnen de nieuwe wetgeving een bedenktijd van drie dagen waarbinnen hij zonder opgave van reden de koopovereen-komst kan ontbinden.

Gedurende deze bedenktijd heeft hij de mogelijkheid om een deskundige (bijvoorbeeld een makelaar) te raadplegen en wordt hem de mogelijkheid geboden om onder een overhaaste koop uit te komen. De bedenktijd vangt aan op de dag na die waarop aan de koper (een afschrift van de) getekende koopovereenkomst ter hand is gesteld. De bedenktijd is kort gehouden, omdat de verkoper ook weer niet te lang in onzekerheid mag verkeren over het al dan niet definitief worden van de koop. In de derde plaats heeft de koper de mogelijkheid om de koopovereen-komst in de openbare registers in te schrijven. Gedurende zes maanden na deze inschrijving is de koper onder meer beschermd tegen een faillissement van de verkoper, beslagen op het gekochte en vervreemdingen of bezwaringen die kunnen ontstaan na de inschrijving.   

 Conclusie

Op het eerste gezicht biedt de nieuwe wetgeving de consument-koper de bescherming die is beoogd. De praktijk zal uitwijzen of de consument-koper daadwerkelijk voldoende wordt beschermd. De bedoeling is dat de nieuwe wetgeving per 1 januari 2003 wordt ingevoerd. Door de recente val van het kabinet is het echter de vraag of dit haalbaar zal zijn.   terug 


Aansprakelijkheid werkgever 

De werkgever heeft jegens zijn werknemers een zorgplicht: lokalen met werktuigen en gereedschappen moeten zo worden ingericht als redelijkerwijs nodig is om te voorkomen dat de werknemer schade oploopt. Zonodig moet de werkgever instructies geven waardoor het ontstaan van schade wordt voorkomen.

 De zorgplicht van de werkgever gaat verder dan ‘de werkplek‘ en beperkt zich niet tot het terrein van de onderneming. De uitkomst in de ‘broodbezorgers-zaak’ onderstreept dat. Dat de aansprakelijkheid van de werkgever toch ook weer niet zo ver gaat dat in wezen sprake is van een risico-aanspra-kelijkheid blijkt uit het broodmes-arrest van de Hoge Raad.

 Broodbezorger

Een broodbezorger, in dienst van een bakkerij, bezorgt met een bedrijfsauto in opdracht van zijn werkgever bij klanten. Op een afleveradres parkeert de bezorger zijn auto fout (dubbel). De bezorger raakt ernstig gewond wanneer een andere auto op de bedrijfsauto botst. De bezorger stelde zijn werkgever aansprakelijk voor de schade. De rechtbank Amsterdam oordeelde dat de werkgever instructies had moeten geven hoe de werknemer op een veilige manier met de auto in de drukke omgeving zou moeten manoeuvreren.  

Door dit na te laten had zij niet aan haar zorgplicht voldaan en was zij aansprakelijk voor de schade. Van ‘bewuste roekeloosheid‘ van de broodbezorger was geen sprake, vond de rechtbank.

 Broodmes-arrest

Is er nu sprake van een risico-aansprakelijkheid en is de werkgever altijd aansprakelijk wanneer een werknemer schade lijdt in verband met zijn werk? Zo ver gaat de aansprakelijkheid niet, zo blijkt uit een arrest van de Hoge Raad. In deze zaak stond de vraag centraal of de werkgever had moeten waarschuwen voor het feit dat het mes waarmee een werknemer broodjes zou moeten snijden scherp of nieuw was. De werknemer had zich gesneden aan een scherp mes en hield de werkgever aansprakelijk voor de schade die daaruit voortkwam. Van algemene bekendheid is dat een mes dat geschikt is om zachte broodjes mee te snijden zo scherp is dat de ge-bruiker daarvan het gevaar loopt zich bij dat werk te snijden. Een expliciete waarschuwing was daarom niet noodzakelijk.

De aansprakelijkheid van de werkgever gaat ver, maar is niet onbegrensd. Een verzekering tegen schade die voortvloeit uit werkgeversaansprakelijkheid blijft onontbeerlijk.

   terug 


Wijziging van arbeidsovereenkomst

 Reeds de Romeinen stelden vast dat afspraken moeten worden nagekomen: een man een man, een woord een woord. Maar waar een min of meer langdurige relatie wordt aangegaan, zoals in het arbeidsrecht, kan er bij één van de partijen behoefte ontstaan om wijzigingen in de relatie aan te brengen.

 De vrijheid van de werknemer om eenzijdig wijziging in de arbeidsvoorwaarden aan te brengen is beperkt. In beginsel zal met de werkgever moeten worden onderhandeld over een eventuele contractsaanpassing. Komen partijen er niet uit, dan brengt de individuele vrijheid van de werknemer mee dat elders emplooi kan worden gezocht.

Via bijzondere wetgeving heeft de wetgever de werknemer meer flexibiliteit binnen de arbeidsverhouding gebracht. De Wet Aanpassing Arbeidsduur geeft de werknemer de mogelijkheid om binnen restricties de omvang van het aantal ar-beidsuren aan te passen (meestal minder, maar meer kan ook).

Bij langdurige arbeidsongeschiktheid dient de werkgever de werknemer passende arbeid aan te bieden. In zo’n situatie kan de werknemer in een geheel andere functie te werk gesteld (moeten) worden dan oorspronkelijk door partijen werd overeengekomen.

 Wijzigingen door werkgever

De wetgever biedt de mogelijkheid aan de werkgever eenzijdig wijzigingen in de arbeidsovereenkomst door te voeren, mits dit recht schriftelijk in de arbeidsovereenkomst werd vastgelegd èn de werkgever een zodanig zwaarwichtig belang heeft bij een wijziging dat het belang van de werknemer daarvoor naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken. 

Indien de werkgever zo’n wijzigingsbeding niet schriftelijk heeft vastgelegd, kan in de visie van de wetgever de arbeidsovereenkomst niet eenzijdig worden gewijzigd.

Standpunt Hoge Raad

Intussen heeft de Hoge Raad in een arrest een soepeler standpunt ingenomen. Ook als geen wijzigingsbeding schriftelijk werd overeengekomen, kan de werkgever verlangen dat een werknemer instemt met een wijziging in de arbeidsovereenkomst. De Hoge Raad heeft in een arrest bepaald dat de verplichting tot goed werknemerschap met zich mee brengt “dat een werknemer op redelijke voorstellen van de werkgever, verband houdende met gewijzigde omstandigheden op het werk, in het algemeen positief behoort in te gaan en dergelijke voorstellen alleen mag afwijzen wanneer de aanvaarding ervan redelijkerwijze niet van hem kan worden gevergd.”

 Ook kantonrechters worden regelmatig benaderd met de vraag of de werkgever zomaar eenzijdig arbeidsvoorwaarden kan aanpassen. De rechtspraak is divers, maar in het algemeen kan van het volgende worden uitgegaan:   

  • harmonisatie van de arbeidsvoorwaarden binnen de onderneming kan een relevante reden zijn voor aanpassing van de individuele arbeidsovereenkomst;
  • voorafgaand overleg met de betrokken werknemer(s) is noodzakelijk, waarbij  instemming door een eventuele ondernemingsraad in het voordeel van de werkgever werkt;
  • een overgangsregeling (afbouwregeling) zal de voorgestelde wijziging van de arbeidsvoorwaarden eerder 'redelijk' maken.
  • stelt een werknemer zich apert onredelijk op, dan kan dit leiden tot beëindiging van het dienstverband, waarbij de werknemer geen vergoeding toekomt.   terug 

Schadeplichtige opzegging

 Degene die een arbeidsovereenkomst eerder opzegt dan volgens de wettelijke of contractueel overeengekomen opzegtermijn is afgesproken, is schadeplichtig. De wederpartij kan onder andere aanspraak maken op de gefixeerde schadevergoeding.

 Degene die opzegt, moet niet alleen rekening houden met de geldende opzegtermijn, maar ook met de aanzegdag, de eerste dag van de eerstvolgende loonperiode. Halverwege de maand opzeggen kan dus niet. Degene die verkeerd opzegt, wordt schadeplichtig. De andere partij heeft recht op de vol-ledige schadevergoeding of de gefixeerde schadevergoeding.

 De gefixeerde schadevergoeding is gelijk aan het bedrag van het loon voor de tijd dat de arbeidsovereenkomst met inachtneming van een juiste opzegtermijn had behoren voort te duren. Werkelijke schade?

Van werkelijke schade behoeft geen sprake te zijn. De werkgever die na twee jaar onafgebroken ziekte van de werknemer na verkregen ontslagvergunning de arbeidsovereenkomst verkeerd opzegde, moest dus de gefixeerde schadevergoeding betalen, ook al genoot de werknemer een WAO-uitkering.

Maar ook de werknemer kan fout opzeggen, waarna de werkgever aanspraak kan maken op de gefixeerde schadevergoeding. De kantonrechter in Amsterdam oordeelde kortgeleden dat de werkgever zo’n vordering bij de eindafrekening mag verrekenen met het loon, het vakantiegeld en de vakantiedagen.   terug 


Affectieschade en shockschade

 Kunnen nabestaanden na het overlijden van een naaste affectieschade claimen? Kunnen na een ongeval degenen die hiervan getuige zijn geweest recht doen gelden op een uitkering door shockschade? Wat wordt onder affectieschade en shockschade verstaan en wanneer bestaat recht op een schadevergoeding?

 In 1975 is op Europees niveau afgesproken dat er landelijke wetgeving moet komen, inhoudende dat de aansprakelijke partij smartengeld moet vergoeden aan nabestaanden voor affectieschade. Onder affectieschade wordt het ‘normale’ verdriet verstaan tengevolge van het overlijden van een naaste of tengevolge van ernstig en blijvend letsel van een ouder of kind. Na 27 jaar heeft Nederland op dit punt, in tegenstelling tot landen als Duitsland, Engeland, Frankrijk en België, nog niets geregeld.

 Wetsvoorstel affectieschade

Inmiddels ligt er een wetsvoorstel waarin een kring van naasten affectieschade kan claimen. Onder deze kring van naasten worden de wederhelften verstaan met wie de getroffene   duurzaam (langer dan één jaar) samenleefde. Verder zijn het de (pleeg)ouders en (pleeg)kinderen, mits zij met elkaar in gezinsverband samenleefden. Broers en zusters komen in het wetsvoorstel niet voor. De voorwaarde dat er sprake moet zijn van samenleven in gezinsverband ondervindt veel kritiek.

Stel u voor dat uw kind elders gaat studeren en om het leven komt vanwege een door een ander veroorzaakt ongeval. Volgens het wetsvoorstel zou u in dat geval geen recht hebben op vergoeding van affectieschade, omdat u niet meer in gezinsverband met uw kind leefde. Hetzelfde geldt voor de situatie dat u het huis heeft verlaten en uw moeder door een wegpiraat wordt doodgereden.

Zou het verdriet in beide voorbeeld-situaties er voor de nabestaanden minder om zijn, nu zij niet meer in gezinsverband met hun kind of moeder samenleefden? Voor velen is het onbegrijpelijk dat een dergelijk onderscheid in het wetsvoorstel is opgenomen. Het moet worden afgewacht of de kamerleden hiermee akkoord gaan.

In het wetsvoorstel wordt overigens uitgegaan van een vast bedrag aan schadevergoeding wegens affectieschade van eu  10.000,-. Dit bedrag zal naar verwachting jaarlijks worden geïndexeerd. 

 Shockschade

Onder shockschade wordt iets anders verstaan dan affectieschade. Het gaat bij shockschade derhalve niet om het ‘normale’ verdriet tengevolge van het overlijden van een naaste of tengevolge van ernstig en blijvend letsel van een ouder of kind. Wil er sprake zijn van shockschade dan is nodig dat de confrontatie met het ongeval tot gevolg heeft dat een psychiatrisch ziektebeeld optreedt. Denk aan het voorbeeld van een kind dat na een ongeval in de auto zit vastgeklemd en vervolgens levend verbrandt voor de ogen van de moeder. De Hoge Raad heeft dergelijke schade al eerder toewijsbaar geacht. Inmiddels heeft de Hoge Raad bepaald dat shockschade niet alleen kan worden toegewezen aan een naast familielid, maar ook aan een willekeurige passant.

 Uitspraak Hoge Raad

Dit jaar heeft de Hoge Raad een uitspraak gedaan met een vreemde uitkomst. Een kleuter werd overreden. De moeder rende naar het kind. Bij het optillen van het hoofd verdween haar hand in de inmiddels lege schedel van haar kind. Het zal niet verbazen dat als gevolg hiervan bij de moeder een psychiatrisch ziektebeeld is opgetreden. De alles betwistende verzekeraar kreeg op één onderdeel haar zin: voor de ‘normale’ affectieschade had de moeder geen recht op een uitkering, omdat de in aantocht zijnde wet nog niet van kracht was. Hierdoor moest de moeder naar een deskundig psychiater om te achterhalen welk deel van de schade moet worden gezien als affectieschade en welk deel als shockschade. Deze aanpak laat zien dat de rechters hebben verondersteld dat een deskundig psychiater kan vaststellen welk deel van het immense verdriet ‘normaal’ is en welke deel ‘abnormaal’.

Er is nog een vreemd gevolg van de gehanteerde aanpak. Wanneer naaste familieleden shockschade claimen, moet een psychiater vaststellen welk deel van de schade ‘normale’ affectieschade betreft. Hierdoor ontstaat veel vertraging om de schade vast te stellen. De toevallige passant daarentegen, die door de afgrijselijke aanblik van het ongeval eveneens in shock is geraakt, krijgt niet te maken met deze tijdrovende procedure. Hij kende het slachtoffer immers niet en om deze reden kan er geen sprake zijn van affectieschade. Anders gezegd: in het hierboven beschreven vreselijke geval krijgt de passerende toeschouwer veel makkelijker shockschade vergoed dan de moeder van het kind.   terug 

 


 

BV i.o. en aansprakelijkheid

 Eén van de vormen waarin een onderneming zijn activiteiten kan uitvoeren, is de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (BV). Het is gebruikelijk dat de oprichters van een vennootschap – vooruitlopend op de oprichting – namens de BV in oprichting (de BV i.o.) reeds rechtshandelingen verrichten. Hoe zit het met de aansprakelijkheid tijdens de BV i.o.-fase?

 Een belangrijke reden om een BV op te richten is een zekere beperking van de aansprakelijkheid van de ondernemer. Schuldeisers kunnen zich in beginsel alleen verhalen op het vermogen van de vennootschap en niet op dat van haar bestuurders en aandeelhouders.

 BV i.o

Vooruitlopend op de oprichting kunnen namens de BV i.o. reeds rechtshandelingen worden verricht. Zo kunnen bijvoorbeeld telefoonaansluitingen en huurovereenkomsten nog voor de oprichting afgesloten worden.

Omdat de BV formeel nog niet is opgericht, zou de wederpartij bij het ontkennen of niet nakomen van de overeenkomst geconfronteerd kunnen worden met de vraag wie hij aan zou moeten spreken. De wet heeft hierin voorzien dat, tenzij anders is bedongen, degene die namens de op te richten BV handelt daardoor zelf wordt verbonden totdat de BV, na oprichting, de handeling heeft bekrachtigd. Blijft de bekrachtiging uit, dan blijft hij persoonlijk verbonden en kan hij tot nakoming worden aangesproken. De bekrachtiging is in beginsel vormvrij (kan mondeling of schriftelijk) en kan ook stilzwijgend volgen uit het feitelijk handelen van de vennootschap (door het nakomen van de verplichtingen). Volgt bekrachtiging wel maar komt de vennootschap vervolgens haar verplichtingen niet na, dan is de handelende persoon aansprakelijk voor de schade die de wederpartij lijdt indien hij wist of redelijkerwijze had kunnen weten dat de vennootschap haar verplichtingen niet zou kunnen nakomen.

Indien u zaken doet met een BV i.o. is het dus zaak naast de naam van de BV i.o. op het contract ook de naam en adresgegevens te vermelden van degene die stelt te handelen namens de BV i.o. Indien de BV i.o. na oprichting (of zelfs daarvoor) de overeenkomst ontkent of tekort schiet in de nakoming ervan, kunt u de persoon die stelde te handelen namens de BV i.o. aanspreken.   terug 


 

e-mail: info@advocare.nl
terug naar de foldermolen

Aan dit nummer werkten mee:

mr P. Hoogenraad, advocaat te Maassluis
mw mr B.I. Klaassens, advocaat te Groningen
mw mr V.C. Kloppers, advocaat te Leiden
mr. W.P.M. Mulder, advocaat te Alphen aan den Rijn
mr M.J. Resink, advocaat te Amsterdam
Prof mr G.M.F. Snijders, advocaat te Utrecht
Eindredactie: mr C.E. van de Pas-Rutgers van der Loeff